22463 |
kermistent |
barak:
brak (Q015p Stein)
|
Een kermistent [barak, schob]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33536 |
kern van een pit |
kern:
WBD/WLD
kern (Q015p Stein)
|
Het binnenste van zaad of pit (kern, kerning, kerel, karring). [N 82 (1981)]
I-7
|
24722 |
kernhout |
pit:
pit (Q015p Stein)
|
Het binnenste van een boom zonder levend weefsel, donker van kleur (kern, kernhout). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20703 |
kersenpannenkoek |
kersenkoek:
keesekook (Q015p Stein)
|
Pannekoek met kersen (kersekook?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
22668 |
kerstlied |
kerstliedje:
kerstleedje (Q015p Stein),
kɛ̄rslēdjə (Q015p Stein)
|
Een lied dat in de kersttijd veel gezonden wordt [leis, kerstliedje]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
22690 |
kerstliederen zingen |
kerstliedjes zingen:
kerstleedjes zingen (Q015p Stein)
|
Kerstliederen zingen [leisen]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
27690 |
ketelhuis |
ketelhuis:
kę̄tǝlhūs (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Plaats waar de stoomketels van de mijn zich bevinden. Zij produceren stoom voor de aandrijving van generatoren en persluchtcompressoren. [N 95, 17; monogr.]
II-5
|
22457 |
ketelmuziek |
belmarkt:
WNT: markt, 7. In Zuid-Nederland heeft markt, vooral in samenst., de bet. van drukte, gedoe [...] verg. verder nog het hier en daar in Brabant bekende bellemerkt (bij Corn.-Vervl. belmerkt), ketelmuziek.
beͅlmɛrt (Q015p Stein),
ketelmuziek:
kÚɛ̄təlməzīk (Q015p Stein)
|
Het lawaai dat gemaakt wordt met potten, pannen, ketels etc. en dat bij wijze van volksjustitie gemaakt wordt voor de deur van personen die zich misdragen hebben in de ogen van hun dorpsgenoten [blekalbade, belmarkt]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
22560 |
ketelmuziek maken |
tafelen:
tafelen (Q015p Stein)
|
Het gebruik om een serenade met geïmproviseerde instrumenten te geven aan personen die openbare ergernis geven [tafelen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21225 |
ketser |
ketser:
ketser (Q015p Stein)
|
de persoon die het paard van een trekschuit leidt [ketser] [N 90 (1982)]
III-3-1
|