30261 |
kozijnanker |
kozijnanker:
[kozijn]aŋkǝr (Q015p Stein)
|
L-vormig ijzer waarmee een kozijn in de muur wordt vastgezet. Volgens een invuller uit L 289 werden kozijnen vroeger slechts met spijkers vastgezet. Het kozijnanker is een ontwikkeling van latere tijd. Zie voor het woordtype 'dook' (K 318, L 414) ook de toelichting bij het lemma 'Dook'. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(kozijn)-' het lemma 'Kozijn'. [N 32, 11a; N 55, 18a; monogr.]
II-9
|
18678 |
kraag van een kraagmantel |
pelerine (<fr.):
pellerien (Q015p Stein)
|
kraag, zeer brede ~ van een kraagmantel (vero) [pellerien] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18271 |
kraagmantel |
pelerine (<fr.):
pellerine (Q015p Stein)
|
een ouderwetse kraagmantel (pellerine?) [N 59 (1973)]
III-1-3
|
29061 |
kraagpunt |
haak:
hōk (Q015p Stein)
|
Het spits toelopende uiterste deel van de legger van de kraag aan de schouderzijden, haaks op de revers. [N 59, 122b]
II-7
|
28332 |
kraagschroef |
spoorschroef:
špoaršruf (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]),
tire-fond:
tirǝfōn (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Grote houtschroef waarvan het bovengedeelte de railvoet op de dwarsligger houdt. Het woordtype "telefoonbout" uit Q 113 en Q 121b voor respektievelijk de mijnen Emma en Willem-Sophia is een volksetymologische verbastering van "tire-fondbout". [N 95, 712; Vwo 453; Vwo 784]
II-5
|
17562 |
kraakbeen |
knoers/knors:
knoos (Q015p Stein)
|
kraakbeen [noerz, knorzel, knoezelbeen] [N 10a (1961)]
III-1-1
|
32112 |
kraalprofiel |
kraal:
kral (Q015p Stein)
|
Houten lijst waarvan de dwarse doorsnede een halfbolvormig profiel vertoont. Zie ook afb. 154. [N 55, 156]
II-12
|
22858 |
kraaltjes |
kraaltjes:
krɛlkəs (Q015p Stein)
|
kraaltjes [RND]
III-3-2
|
20146 |
kraamverzorgster |
verpleegster:
verpleegster (Q015p Stein)
|
kraamverpleegster; gediplomeerde verzorgster moeder/kind [DC 12a (1943)]
III-2-2
|
24196 |
kraanvogel |
kroenekraan:
kroenekraan (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
kraanvogel (114 alleen op trek; nu vrij zeldzaam; in grote V-vormige troepen overvliegend; alleen in Oost-Brabant; overnachtend bij vennen [N 09 (1961)]
III-4-1
|