25034 |
krassen |
kratsen:
kratsen (Q015p Stein),
kretsen:
kretse (Q015p Stein)
|
het geluid geven van een scherp voorwerp dat over een hard oppervlak schraapt [skratsen, krassen, kratsen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24954 |
kreek, stilstaand water |
kreek:
kreek (Q015p Stein),
kuikenpoel:
(mv.).
kuikkes peul (Q015p Stein),
sloep:
slöb (Q015p Stein)
|
kreek, klein, smal, veelal stilstaand water, vaak een overblijfsel van een overstroming of van de vroegere loop van een rivier [kil] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24339 |
krekel |
krekel:
krekel (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
krekel [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
18107 |
krentenbaard |
krentenbaard:
krentebaard (Q015p Stein)
|
Uitslag, zweertjes op de lippen en de kin (krentenbaard, baardziekte). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20708 |
krentenbol |
krentenweggetje:
krentewekske (Q015p Stein)
|
Krentenbroodje, krentenbol (krintenbol, briosj, krennee, krennie?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20707 |
krentenbrood |
krentenmik:
krentemik (Q015p Stein),
krentenweg:
krente wêk (Q015p Stein)
|
brood waarin krenten gebakken worden [N 29 (1967)] || Krentenbrood (krintemik, kramiek, beezenbrood, rezienemik, lippert, pruukesweg?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18224 |
kreukel |
kreukel:
kreukel (Q015p Stein),
pijpenvouw:
ps. woord is niet goed te lezen!
pepehvaw ? (Q015p Stein)
|
ongewenste, valse vouw of plooi in een kledingstuk [kreukel, kneuker, freutel] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18223 |
kreukelen |
kreukelen:
kreukelen (Q015p Stein),
kreuken:
krêûken (Q015p Stein)
|
zich in ongewenste plooien zetten, gezegd van een kledingstuk [kreukelen, kreuk] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18875 |
kreunen |
kermen:
kermen (Q015p Stein),
kreunen:
kreunen (Q015p Stein)
|
een zacht klagend geluid maken [kreunen, kermen, krengen, steunen, kriepen, kruchen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17994 |
kreunen van de pijn |
kermen:
kermen (Q015p Stein),
kreunen:
krwent (Q015p Stein)
|
Kreunen van pijn (koorgaan, kermeneren, kermen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|