e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stein

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
krollen kwaken: WBD/WLD  kwaken (Stein) Hoe noemt u het geluid van een krolse vrouwelijke kat [N 83 (1981)] III-2-1
krols loops: luipsj (Stein) loops, geslachtsdriftig ve kat [N C (1962)] III-2-1
krom, met bochten krom: krom (Stein), krômp (Stein) afwijkend van een rechte lijn met een of meer bochten [krom, kromp, slom] [N 91 (1982)] III-4-4
krommen, ombuigen buigen: buige (Stein), krom (bn.): kròmp (Stein) Krommen: een kromme, gebogen vorm doen aannemen (krommen, buigen, draaien). [N 84 (1981)] III-1-2
krompasser kromme passer: kromǝ pɛsǝr (Stein) Passer met gebogen benen en stompe punten die dient om bolvormige en onregelmatige vormen op te meten. De wagenmaker bijvoorbeeld gebruikt de krompasser bij het draaien van wielnaven. Hij meet er de doorsnede van de naven mee op. Zie ook afb. 109. In Bilzen (Q 83) werden met de verdiktepasser de spijlen van trapleuningen nagemeten. Die werden balusters (baløstǝrs) genoemd. Zie ook het lemma ɛbalusterɛ in Wld II.9, pag. 152.' [N 53, 193b-c; N G, 16a] II-12
kruiden, specerijen gekruiden: gekruden (Stein), kruiden: WBD/WLD  kruijen (Stein) De kruiden die bij de bereiding bij groente of vlees gevoegd worden om de smaak van het gerecht te verbeteren, in het algemeen (kruid, toekruid, specerij). [N 82 (1981)] III-2-3
kruidenier kruidenier: kruideneer (Stein), winkelier: winkeleer (Stein, ... ) een winkelier, kleine handelaar in koffie, thee, rijst, meel, zout, zeep, gedroogde vruchten, specerijen enz. [kruidenier, epicier, komenij] [N 89 (1982)] III-3-1
kruidenjenever bessen-schnaps: bessensjnaps (Stein), kruidenschnaps: krūūjesjnaps (Stein) jenever; Hoe noemt U: Sterk alcoholische drank bereid uit moutwijn waaraan bij de distillatie jeneverbessen zijn toegevoegd, die er het aroma aan verlenen (snevel, babbelwater, jandoedel, knevelwas, kwak, sjenevel, jenever, klare, snaps) [N 80 (1980)] || kruidenjenever; Hoe noemt U: Jenever met kruiden (pop) [N 80 (1980)] III-2-3
kruidwis kruidwis: kroed wêêsj (Stein), kroetwèsj (Stein), krōētwèsj (Stein) kruidwis [N 06 (1960)] III-3-2
kruien schurgen: šørǝgǝ (Stein) Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.] I-13