32005 |
bankhaak |
bankhaak:
baŋkhǭk (Q015p Stein)
|
Een rechte metalen staaf waaraan aan het ene einde onder een enigszins scherpe hoek een plat blad gesmeed is. De bankhaak wordt in het bankhaakgat geslagen en dient om houten delen op het werkbankblad vast te klemmen. Vgl. afb. 114. Zie ook het lemma ɛklemhaakɛ in Wld II.11, pag. 48-49.' [N 53, 210a; monogr.]
II-12
|
32004 |
bankhaakgat |
gat van de bankhaak:
gāt ˲van dǝ baŋkhǭk (Q015p Stein)
|
Rond of vierkant gat in het werkbankblad dat bestemd is voor een bankhaak. Zie ook het volgende lemma. [N 53, 208i; monogr.]
II-12
|
31319 |
bankschroef |
achtertang:
axtǝrtaŋ (Q015p Stein),
bankschroef:
baŋkšrūf (Q015p Stein),
voorschroef:
vø̄ršrūf (Q015p Stein)
|
Het werktuig dat aan de voorzijde ter hoogte van één van de poten en soms ook aan de zijkant van de werkbank is aangebracht en dient om werkstukken vast te klemmen. De bankschroef bestaat uit een houten blok dat met het werkblad verbonden is door middel van een horizontale draadspil die er dwars doorheen steekt. Aan de voorzijde is deze spil voorzien van een houten of ijzeren zwengel waarmee de bankschroef los- en vastgedraaid kan worden. Zie ook afb. 113. [N 53, 208j; N 53, 208n-o; monogr.]
II-12
|
27251 |
bankwerker |
bankwerker:
baŋkwerkǝr (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Maurits])
|
[monogr.; N 95, 147]
II-5
|
24299 |
barbeel |
barbeel:
WBD/WLD
barbeel (Q015p Stein),
berf:
berf (Q015p Stein),
geen meervoud
berf (Q015p Stein)
|
Hoe noemt u de barbeel: een zoetwatervis. De buikvinnen staan ver achter de borstvinnen, ter hoogte van de rugvin. Het lichaam is lang en slank en de staartvin is diep ingesneden. De bek heeft geen tanden, wel dikke lippen, waarvan de bovenste lange baard [N 83 (1981)]
III-4-2
|
20181 |
barensweeën |
ween:
weee (Q015p Stein)
|
Barenswee: periodieke pijnen die voorafgaan aan het baren (poos). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
24120 |
barmsijs |
barmsijsje:
barmsieske (Q015p Stein),
vlasvink:
vlasvink (Q015p Stein)
|
sijs: barmsijs (12,5 bruin, met steeds rood voorhoofd en zwart sikje; alleen in sommige jaren op trek; gewoonten als sijs [006]; ook in mast- en berkenbos; twee soorten [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18173 |
barrevoets |
barvoets:
bɛrvəs (Q015p Stein)
|
blootvoets [RND]
III-1-3
|
19313 |
bazige vrouw |
canaille:
kernaalje (Q015p Stein),
kapitein:
kapitein (Q015p Stein)
|
een vrouw die over iedereen de baas wil spelen en die overal aanmerkingen op heeft [kanjer, karonje, kastine, element] [N 85 (1981)]
III-1-4
|