21263 |
motor |
moter:
motər (Q015p Stein),
motor:
p. 6: Een tegenstelling tussen Nederlands-Limburg en Belgisch-Limburg:
`motor (Q015p Stein)
|
motor [RND] || motor (Duits Motorrad)
III-3-1
|
21264 |
motorfiets |
motor:
p. 6: Een tegenstelling tussen Nederlands-Limburg en Belgisch-Limburg:
`motor (Q015p Stein)
|
motor (Duits Motorrad)
III-3-1
|
28347 |
motorraam |
motorraam:
motorraam (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
IJzeren raam waarop de motor van een schudgoot met bouten bevestigd kan worden. [N 95, 616]
II-5
|
25130 |
motregen, fijne regen |
drup regen:
dröp règen (Q015p Stein),
èèn drùp règen (Q015p Stein),
kitsje regen:
kitske regen (Q015p Stein)
|
klein beetje regen [muggepis, pleisterke regen] [N 81 (1980)] || zeer weinig regenen, zodat de grond maar net nat is [spruikelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25100 |
motregenen, licht regenen |
fiezelen:
viezelen, het viezelt (Q015p Stein),
het heeft kaum de grond geraakt:
niet in lemma
⁄t hêt kaom de gröndj geraakt (Q015p Stein),
miezelen:
⁄t miezelt (Q015p Stein),
siebelen:
siebelen (Q015p Stein, ...
Q015p Stein,
Q015p Stein),
zouwelen:
zauwelen (Q015p Stein)
|
beginnen te motregenen [te stieven, stiefregenen, mozelen, smossen, riezelen, ziebelen, zauwelen, netelen, zéémelen] [N 22 (1963)] || klein beetje regen [muggepis, pleisterke regen] [N 81 (1980)] || lichtjes regenen [sprenkelen, siebelen, zeiveren] [N 22 (1963)] || motregen, het motregent (regen met heel fijne druppels). [DC 30 (1958)] || motregen, stofregen [moef-, stief-, smook- naajersregen, stobber, mozel, mot, smies] [N 22 (1963)] || zeer weinig regenen, zodat de grond maar net nat is [spruikelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18264 |
mouw |
mouw:
moew (Q015p Stein),
muw (Q015p Stein)
|
de mouw [N 59 (1973)] || Mouw van bijv. een colbert of japon. [N 59, 126; N 62, 34a; MW]
II-7, III-1-3
|
28585 |
mouwen ter bescherming |
stuiken:
stukǝ (Q015p Stein)
|
Soort mouwtjes al of niet met handschoen, die sommige imkers als extra bescherming dragen. [N 63, 75b]
II-6
|
29063 |
mouwkop |
mouwkop:
muwkop (Q015p Stein)
|
Het gedeelte van de mouw van het colbert dat in de armsgatuitsnijding wordt ingewerkt. [N 59, 128]
II-7
|
28935 |
mouwlengte |
lengte mouw:
leŋtǝ mu (Q015p Stein)
|
Dames- en herenmaat, genomen bij en na de halve rugbreedte en de ellebooglengte. Zie afb. 25. [N 59, 47a; N 62, 2b]
II-7
|
29070 |
mouwomslag, manchet |
manchet:
manchet (Q015p Stein)
|
Verlengstuk aan het einde van een mouw; vaak afzonderlijk, en dan al of niet aan de mouw vastgemaakt. [N 62, 34d; N 59, 134; MW]
II-7
|