28903 |
mouwplank |
mouwplankje:
muplęŋkskǝ (Q015p Stein)
|
De mouwplank gebruikt men voor het openpersen van de mouwnaden; zij wordt daartoe in de mouwen gestoken. De informant van L 416 zegt een mouwplank met één poot te gebruiken. Zie ook het lemma ɛpersplankɛ. Zie afb. 16.' [N 59, 19d]
II-7
|
18325 |
mouwschort |
mouwenscholk:
moewesjolk (Q015p Stein),
mouwescholk (Q015p Stein)
|
schort met mouwen [N 24 (1964)] || zijn er verschillende namen voor verschillende soorten van deze kledingstukken ? [DC 15 (1947)]
III-1-3
|
29066 |
mouwsplitje |
mouwsplit:
muwsplet (Q015p Stein)
|
Het splitje onder aan de mouw van het colbert. [N 59, 131a]
II-7
|
29069 |
mouwvoering aannaaien |
mouwvoering aanslaan:
muwvōreŋ ānslǭn (Q015p Stein)
|
De voering van de mouw aan het armsgat hechten. [N 59, 127]
II-7
|
24356 |
mug |
mug:
mög (Q015p Stein),
mök (Q015p Stein)
|
steekmug [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
26147 |
muilband |
voorband:
vø̄rbɛntj (Q015p Stein)
|
Brede, ijzeren band om het uiteinde van de naaf die voorkomt dat er aarde en modder op het aseinde terechtkomt. De muilband heeft soms een rechthoekig uitgekapte opening die afgedekt wordt met een klepje. Door de opening kan men de luns uit de as trekken zodat het wiel van de as kan worden verwijderd, bijvoorbeeld wanneer de as gesmeerd moet worden. Zie ook afb. 214. [N G, 43c; N 17, 60a; JG 1a; JG 1b; Vld.; div.]
II-11
|
18308 |
muiltje |
muiltje:
muiltjes (Q015p Stein),
slob:
slobbe (Q015p Stein)
|
Hoe noemt men de muilen? [DC 09 (1940)] || muiltjes, pantoffels zonder hielstuk [N 24 (1964)]
III-1-3
|
20122 |
muizen |
muizen:
moezen (Q015p Stein),
WBD/WLD
moezen (Q015p Stein),
muizen jagen:
muus jage (Q015p Stein)
|
Hoe noemt u jacht maken op muizen, gezegd van de kat (muizen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
24694 |
muskusplantje |
muskus:
WLD
muskus (Q015p Stein)
|
Muskusplantje (mimulus moschatus). De bloempjes zijn klein en bleekgeel. De plant is kleverig behaard, soms naar muskus ruikend. De stengels worden niet hoger dan 20 cm. De bladeren zijn klein en spits ovaal (muskus, maskerbloem, apebloem, muilke). [N 92 (1982)]
III-4-3
|
18418 |
muts: algemeen |
klots:
Van Dale: I. klots, 1) (houthandel) stuk vierkant beslagen hout; - 2) (gew.) lichaam van een houten tol; - 3) zeker glasblazersgereedschap waarin de glasklont tot een kogel wordt gedraaid. -> overdrachtelijk/metaf.? (vooral < bet. 2)
klōts (Q015p Stein),
muts:
məts (Q015p Stein),
pats:
patsj (Q015p Stein),
patš (Q015p Stein)
|
muts, hoofddeksel zonder klep of stijve rand [klots, koetsj, pars] [N 25 (1964)] || pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|