28848 |
naaidraad |
korte vaam:
kǫrtǝ vām (Q015p Stein)
|
Om te naaien gebruikt men een draad van niet te grote lengte. De lengte van de draad moet gelijk zijn aan de lengte van de onderarm (Gerritse, pag. 37) en mag niet langer zijn dan 50 à 60 cm (Papenhuyzen III, pag. 13). Een te lange draad is nadelig, omdat de draad door het veelvuldig doortrekken aan het einde slijt en minder sterk wordt. [N 59, 15; MW]
II-7
|
28708 |
naaien |
naaien:
nē̜ǝjǝ (Q015p Stein)
|
Algemene benaming voor naaien. Informanten uit P 119, P 188 en Q 77 merken op dat de benaming lappen ouder is dan naaien. [N 62, 1a; N 62, 1d; A 2, 70; A 37, 1c; L 31, 46; Gi 1.IV, 12; MW; RND; Wi 40; S 25; monogr.]
II-7
|
28891 |
naaimachine |
naaimachine:
njęjmǝšin (Q015p Stein)
|
Werktuig om machinaal mee te naaien. [N 59, 17a; monogr.]
II-7
|
28711 |
naaister |
naaister:
nęjstǝr (Q015p Stein),
vrouwelijke kleermaker:
vrouwelijke kleermaker (Q015p Stein)
|
De algemene benaming voor een vrouw die als beroep heeft het verrichten van naaiwerk en het vervaardigen van kledingstukken. [N 59, 196; N 62, 1b; N 62, 1d; MW; Wi 18; monogr.]
II-7
|
28856 |
naaizijde |
zijdegaren:
zi-jǝgārǝn (Q015p Stein)
|
Zijden naaigaren dat oorspronkelijk vervaardigd werd van zuiver zijde. Meestal werkt men nu met zijde die gemaakt is van afvalzijde met katoen (Papenhuyzen III, pag. 12). [N 59, 7a; N 59, 7c; N 62, 57]
II-7
|
18184 |
naakt |
naaks:
naaksj (Q015p Stein),
naats:
naatsj (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
zonder kleren, onbedekt [naakt, nakst, nakend, naaks, naks, bloot] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
26113 |
naald |
naald:
nǭlj (Q015p Stein),
naalde:
nǭlj (Q015p Stein)
|
De naald is een draad gehard staal, voorzien aan de ene zijde van een spitse punt en aan de andere zijde van een oog om de draad door te steken. De kleermaker of naaister gebruikt ze om te naaien, te stoppen of te borduren. Men kent naalden in verschillende lengtes en diktes. De keuze van de naald hangt af van het beoogde doel, de draad en dikte van de draad en de dikte van de stof (Gerritse, pag. 26 en 27). [N 59, 11a; N 62, 49a; N 62, 49c; L 5, 2; L 8, 29; L B1, 76; Gi 1.IV, 13a; MW; Wi 6; S 25; monogr.] || Schuifdeuren sluiten met een naad tegen elkaar. Om deze naad dicht te houden wordt de ene deur aan de voor- en de andere aan de achterzijde voorzien van een rechtopgaande lat waarvan de ene helft half over de naad reikt en het andere gedeelte op de deur is bevestigd. Deze latten worden naalden genoemd. Zie ook afb. 58b-c. [N 55, 32c]
II-7, II-9
|
28886 |
naaldenkoker |
naaldenkoker:
nǭljǝkǭkǝr (Q015p Stein)
|
Langwerpige koker voor het bewaren van spelden en naalden. Deze koker kan van hout zijn en kan wat krijtpoeder bevatten. Volgens de informant van L 416 worden naalden zo bewaard om naaldenroest tegen te gaan. De informant van Q 111* vermeldt dat men daar talkpoeder gebruikt in plaats van krijtpoeder. [N 59, 13b; N 62, 70; Gi 1.IV, 63; monogr.]
II-7
|
17848 |
naar huis gaan |
heimwaarts gaan:
heives gaan (Q015p Stein),
heives gaon (Q015p Stein),
naar huis gaan:
no hoes goon (Q015p Stein)
|
naar huis gaan [DC 03 (1934)]
III-1-2
|
21816 |
nabootsen |
papegaaien:
Van Dale: papegaaien, onnadenkend napraten.
papegaaien (Q015p Stein)
|
iemands stemgeluid imiteren [nabootsen, papegaaien] [N 87 (1981)]
III-3-1
|