19052 |
nieuws |
nieuws:
nuuts (Q015p Stein)
|
een bericht over iets dat nog onbekend was [nets, nieuws] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19010 |
nieuwsgierig |
nieuwsgierig:
nuusjeerəg (Q015p Stein)
|
nieuwsgierig, benieuwd: die vrouw is erg - [DC 16 (1948)]
III-1-4
|
17724 |
nieuwsgierig kijken |
nieuwsgierig kijken:
nuschêrig kieke (Q015p Stein)
|
kijken: nieuwsgierig kijken [blieke, spitsmoele] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
19177 |
nieuwsgierigaard |
gaper:
gaper (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
iemand die alles nieuwsgierig bekijkt [gaper] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18020 |
niezen |
niesten:
neesten (Q015p Stein)
|
niezen [niese, nieste] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
18122 |
nijdnagel |
losse nagel:
losse nagel (Q015p Stein)
|
Hoe noemt men een los stukje vel aan de rand van de nagel van een vinger? (Nederl. nij(d)nagel, dwangnagel, stroopnagel). [DC 30 (1958)]
III-1-2
|
30857 |
nijptang |
pitstang:
petštaŋ (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
In het algemeen een tang die vooral dient om spijkers uit te trekken en metaaldraad, spijkers, dun plaatmateriaal, e.d. af te knippen. Zie ook afb. 95 en het lemma ɛnijptangɛ in wld II.11, pag. 92-93. Het woordtype vlechttang is de benaming voor een nijptang die wordt gebruikt bij het verwerken van betonijzer. Deze tang heeft kleinere bekken en langere armen dan de nijptang. Zie ook het lemma ɛbetonijzerɛ in Wld II.9, pag. 47.' [N 53, 142a-c; N 53, 143; monogr.] || In het algemeen het werktuig om te knijpen en te trekken. Zie afb. 9. [N 60, 184a; N 60, 236]
II-10, II-12
|
20504 |
nippen |
lurken:
lurken (Q015p Stein),
nippen:
nippen (Q015p Stein),
pitsen:
pitsjen (Q015p Stein)
|
Hoe noemt U: Met kleine beetjes drinken (pisen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20401 |
noemen |
noemen:
neume (Q015p Stein),
noemen (Q015p Stein),
zeggen:
zegke (Q015p Stein),
zĕgge (Q015p Stein)
|
noemen, een naam geven [DC 03 (1934)]
III-2-2
|
25560 |
nog niet uitgerezen deeg |
te kort gegangen:
tǝ kort gǝgaŋǝ (Q015p Stein)
|
[N 29, 26a; monogr.]
II-1
|