30281 |
onderregel |
onderdorpel:
oŋǝrdø̜rpǝl (Q015p Stein),
onderregel:
oŋǝrrēgǝl (Q015p Stein)
|
De onderste horizontale plank van de vergaring van een paneeldeur. [N 55, 26d; monogr.]
II-9
|
18315 |
onderrok |
onderrok:
ongerrok (Q015p Stein)
|
onderrok (niet onderjurk) [sjort, onderschort, sjörket, zjuupke] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
31712 |
onderste handvat |
(onderste, linkse, tweede, kort) handvat:
hęntj˲vat (Q015p Stein)
|
Het onderste handvat van de steel van de zeis, dat in de rechterhand wordt gehouden. Doorgaans is dit het korte handvat van model A, zoals beschreven in de algemene toelichting van deze paragraaf en in de toelichting bij het lemma ''steel van de zeis''; daar zijn ook de gegevens opgenomen omtrent de localisatie van model B, waarvan het onderste handvat in de kromming van de steel zit of waar dit handvat lang en T-vormig is. Om de varianten van de substantiva onder één woordtype bijeen te houden en een vergelijking met de opgaven voor het bovenste handvat te vergemakkelijken, zijn de adjectiva (onderste, korte, kleine, enz.) als facultatief in het hoofdwoordtype opgenomen. Zie afbeelding 4, A2 en B2.' [N 18, 67c; N C, 3b2; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|
30406 |
ondersteken |
ondersteken:
oŋǝrstē̜kǝ (Q015p Stein)
|
Wanneer een stuk hout met een scheve hoek in een ander stuk hout moet worden ingelaten, zoals dit bij de bevestiging van traptreden in spil of trapboom voorkomt, wordt aan de zijde van de scherpe hoek het hout afgesnuit ten einde te vermijden dat men de groeven of nesten zou moeten ondersteken, d.i. onder een scherpe hoek insteken, waardoor bij enigszins wringen een deel van het hout zou kunnen afsplijten. [N 55, 120b]
II-9
|
27891 |
ondersteunen |
bouwen:
buwǝ (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Maurits]),
stutten:
štøtǝ (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Houten of metalen ondersteuningen plaatsen. In de mijnen van Waterschei en Winterslag maakt men volgens de invuller uit Q 3 een verschil tussen "kaders zetten" en "stempels en belen bouwen". Met de eerste woordgroep duidt men het ondersteunen in galerijen aan, met de tweede het ondersteunen in pijlers. Het woordtype "apôyeren" wordt met name gebruikt in de mijnen van Beringen, Winterslag, Zolder, Houthalen en Waterschei (Vanwonterghem pag. 49). [N 95, 291; N 95, 321; N 95, 289; N 95, 575; monogr.; Vwo 63; Vwo 151; Vwo 560; Vwo 759; Vwo 808]
II-5
|
27895 |
ondersteuning |
bouw:
buw (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Ondersteuningselement voor mijngangen, bestaande uit een raamwerk van twee of meer houten of metalen palen of balken. Het woordtype "kader" is volgens de invuller uit Q 3 van toepassing op een ondersteuning voor een galerij. In een pijler daarentegen worden "stempels" en "belen" gebruikt. [N 95, 317; N 95, 290; monogr.; Vwo 152; Vwo 154; Vwo 164; Vwo 402; Vwo 561; Vwo 761]
II-5
|
21148 |
onderstuk van een rijtuig |
trein:
vgl. Fr. train, 1. trein, spoortrein, spoor; - (...) 4. onderstel (van voertuigen).
trein (Q015p Stein)
|
het onderstuk van een rijtuig [trein] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21428 |
onderwijzeres |
juffrouw:
juffrouw (Q015p Stein),
jufrouw (Q015p Stein)
|
een vrouwelijke leerkracht aan een lagere school (basisschool) [meesteres, tietepoot, metres, meesterse] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21719 |
onderzoek |
onderzoek:
onderzeuk (Q015p Stein),
onderzoeken:
ongerzeuke (Q015p Stein)
|
alle naspeuringen in een zaak [onderzoek, visitatie] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18947 |
ondeugend, stout |
ondeugend:
ontdeugend (Q015p Stein)
|
stout, niet gehoorzamend aan bevelen, vooral gezegd van kinderen [ondeugend, ondeugendig, deugnietachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|