20415 |
peettante |
paat:
pāt (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
peettante (de tante naar wie iemand genoemd is) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
32047 |
pen |
ang:
aŋ (Q015p Stein),
pen:
pɛn (Q015p Stein),
pin:
pen (Q015p Stein
[(rond)]
)
|
Bij een pen-en-gatverbinding, het dunne gedeelte dat ontstaat wanneer de zijvlakken aan het uiteinde van één van de stukken hout worden weggezaagd. De dikte van de pen bedraagt gewoonlijk 1/3 van de totale houtdikte. [N 54, 58b; monogr.]
II-12
|
32046 |
pen-en-gatverbinding |
pen-en-gatverbinding:
pɛn ɛn gāt˲vǝrbenjeŋ (Q015p Stein)
|
Houtverbinding waarbij een pen aan het uiteinde van het ene stuk hout wordt gestoken in een overeenkomstig gat in het uiteinde van het andere. De pen wordt gevormd door een deel van de zijvlakken aan het eind van één van de stukken hout weg te zagen. In het andere deel wordt met behulp van een beitel een gat gehakt. Zie ook afb. 138. Men onderscheidt de open en de gesloten pen-en-gatverbinding. Bij de open pen-en-gatverbinding is de borst van de pen op de buitenhoek zichtbaar. Soms steekt de pen ook door het gat naar buiten. Bij de gesloten pen-en-gatverbinding is de pen niet zichtbaar op de buitenhoek. [N 54, 50; N 54, 58a; monogr.]
II-12
|
19400 |
pendule |
pendule:
pendule (Q015p Stein)
|
Klok op de schoorsteenmantel (pendule, horloge) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
32048 |
pengat |
pengat:
pɛngāt (Q015p Stein)
|
Bij een pen-en-gatverbinding, het gat waarin de pen wordt gestoken. [N 54, 58c; monogr.]
II-12
|
30243 |
pennen aanzagen |
pennen aanzagen:
pɛnǝ ānzē̜gǝ (Q015p Stein)
|
De stijlen en dorpels van een kozijn worden doorgaans met een pen-en-gatverbinding aan elkaar bevestigd. Aan de uiteinden van de stijlen worden daartoe pennen gezaagd die in overeenkomstige gaten in onder- en bovendorpel vallen. De pennen worden met behulp van een dubbel kruishout op de stijlen en dorpels afgetekend. [N 55, 5]
II-9
|
32022 |
pennenbank |
guddenblok:
gø̜dǝblǫk (Q015p Stein)
|
Een houten blok waarop een stalen plaat met snijdende openingen van verschillende grootte is gemonteerd. Door deze openingen worden gekloofde stokjes hout geslagen om op deze wijze deuvels van een bepaalde dikte te verkrijgen. Zie ook afb. 125 en de lemmata ɛpennenplaatɛ en ɛdrevel, deuvelɛ. In Tessenderlo (K 353) en Oirsbeek (Q 33) werd de pennenbank niet gebruikt; de deuvels werden daar met behulp van de beitel gestoken uit gekloofd hout.' [N G, 13; N 53, 231a]
II-12
|
27627 |
penningen uitgeven |
penningen uitgeven:
[penningen] ūtgē̜vǝ (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Controlepenningen uitreiken. Het uitgeven van de penningen geschiedde bovengronds. De zegsman uit Q 15 merkt daarover voor de mijn Maurits op dat op vertoon van de penning de mijnwerker zijn lamp en gereedschap kon ophalen. Daarna gaf hij de penning af voordat hij in de lift stapte. Aan het eind van de dienst kon hij de penning bovengronds, later ondergronds weer van een bord nemen. De penning werd uiteindelijk bij het verlaten van de mijn in een bak bij de portier gedeponeerd. Zie voor de fonetische dokumentatie van de tussen haken geplaatste woorden het lemma Controlepenning. [N 95, 45]
II-5
|
27630 |
penningencontrole |
penningencontrole:
pɛneŋǝkontrǫl (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Emma])
|
Het controleren van de penningen. Aan de hand van de controle kon worden vastgesteld welke mijnwerkers niet naar hun werk waren gekomen, maar ook of er bij het einde van de dienst mijnwerkers ondergronds waren achtergebleven. De invuller uit Q 3 merkt daarbij op dat in de mijnen in Winterslag en Waterschei de controle van de penningen door de "médailleur" zowel in de "médaillerie", de "lampisterie" als in de "beur" geschiedde. Uit de opgaven uit Q 111 , Q 112a, Q 117a en Q 121 blijkt verder dat de penningcontrole in de mijnen Oranje-Nassau I-IV, Laura, Julia en Domaniale gebeurde in de "penningboede" en de "markenboede" (zie het lemma Penningenlokaal). [N 95, 44; monogr.; N 95, 125; N 95, 47]
II-5
|
27626 |
penningenlokaal |
penningenboede:
pɛneŋǝnbut (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Lokaal waar men de dienstpenningen uitdeelde. Uit de woordtypen "portier" en "portiersloge" blijkt dat dat uitdelen ook door de portier kon gebeuren. De informant van Q 111 vermeldt dat de term "markenboede" vroeger werd gebruikt. [N 95, 5; monogr.]
II-5
|