e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stein

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
regenen (alg.) regenen: rèngeren (Stein) regenen [sausen, majemen] [N 22 (1963)] III-4-4
regenjas regenjas: regenjas (Stein, ... ), rêgejas (Stein) damesregenmantel [N 23 (1964)] || een regenmantel [N 59 (1973)] || regenjas [rusjer, ploensent] [N 23 (1964)] III-1-3
regenpijpen regenpijpen: réégepiepe (Stein) regenbroek die uit twee delen bestaat [piepe, reegenpiepe] [N 23 (1964)] III-1-3
regenworm pierling: peerlink (Stein), eigen spellingsysteem  pierlink (Stein), worm: eigen spellingsysteem  ene worm (Stein) regenworm [DC 40 (1965)] || regenworm, aardwom, bekende paarskleurige worm die bij spitten en ploeten of bij regen voor de dag komt [pier, pieroas, piering, pierewörm, dauwworm] [N 26 (1964)] || worm in het algemeen [pier, piering, pierik] [N 26 (1964)] III-4-2
reginakast reginakast: reginakast (Stein) Soort bijenkast. Volgens de informant van Q 15 kwam de Reginakast vroeger voor in de omgeving van Beek, Elsloo en Stein. De kast heeft ramen in zogenaamde koude bouw. De broedkamer en de honingkamer zijn meestal apart. De raammaten zijn doorgaans iets kleiner dan die bij de Simplexramen. De Reginakast is ontwikkeld door kapelaan Stassen te Geulle. [N 63, 9] II-6
reien, vlakschaven van windscheefte schaven: van wenjtšęjf˱dǝ šāvǝ (Stein), vlakken: vlakǝ (Stein) Hout vlakschaven met de reischaaf. [N 53, 93; N 53, 102; N 53, 107] II-12
reinigingsvlucht reinigingsvlucht: reinigingsvlucht (Stein), zich leegmaken: zex lę̄xmākǝ (Stein) Vlucht die de bijen ondernemen om de uitwerpselen uit hun lichaam te verwijderen. In de winter hopen zich de onverteerbare resten van het voedsel op in de endeldarm. Wanneer de grens van het zich ophopen is bereikt, dan moeten de bijen zich ontlasten. Zodra de temperatuur na de winter voor het eerst weer 8 à 10 oC is geworden, vliegen de bijen uit om zich van het opgespaarde vuil te ontdoen. [N 63, 56a; Ge 37, 195] II-6
reis reis: reis (Stein, ... ) het gaan van een plaats naar een andere, meestal met een of ander vervoermiddel (reis) [N 90 (1982)] III-3-1
reischaaf reischaaf: rijšāf (Stein), rišāf (Stein) Zware, lange schaaf met dubbele beitel, waarmee reeds grof bewerkt hout zuiver glad en recht wordt geschaafd. Het schaafblok van een reischaaf is ongeveer 70 tot 80 cm lang, 7 cm breed en 7 cm hoog. Zie ook afb. 36. De reischaaf wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De kuiper schaaft er bijvoorbeeld de bovenkant van de duigen van een vat mee glad. [N 53, 61; N E, 35a; N G, 35b; monogr.] II-12
reiskoffer koffer: koffer (Stein), koffere (Stein), Karte 365.  koffer (Stein) Het voorwerp van leer, stof, riet om goederen mee op reis te nemen [koffer, valies] [N 90 (1982)] || Reisekoffer III-3-1