20896 |
rotten |
verdrogen:
verdreugd (Q015p Stein),
verrimpselen:
verrumsjelen (Q015p Stein)
|
Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33583 |
rotten, van fruit |
rumselen:
WBD/WLD
rumsjelen (Q015p Stein),
verrumpselen:
verrumsjelen (Q015p Stein)
|
Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)]
I-7
|
20447 |
rouwsluier aan een hoed |
voile:
voile (Q015p Stein)
|
rouwsluier(s) aan een hoed [N 25 (1964)]
III-2-2
|
28078 |
roven |
roof:
rǫwf (Q015p Stein),
roven:
rǫwvǝ (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Maurits]),
rǫwvǝn (Q015p Stein),
snoeien:
snoeien (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Emma])
|
De ondersteuningen wegnemen uit het ontkoolde pand. Met de term "snoeien" duidt men volgens de invullers uit Q 15 en Q 113 op respectievelijk de mijnen Maurits en de Emma het geheel of gedeeltelijk doorsteken van houten stijlen aan. [N 95, 568; N 95, 544; N 95, 571; N 95, 355; monogr.] || Het nemen van honing door bijen bij andere volken. Bepaalde bijen zijn roofziek van aard en zij proberen honing te bemachtigen overal waar ze die kunnen aantreffen. De aangevallenen proberen de woning wel te verdedigen maar lang niet altijd lukt dat. Overwinnen de rovers, dan wordt heel de korf of kast leeggedragen. Roven kan leiden tot veldslagen tussen bijenvolken, waarbij niet veel bijen overleven. [N 63, 67a; N 63, 67b; Ge 37, 95]
II-5, II-6
|
28080 |
rover |
rover:
rǫwvǝr (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Mijnwerker die de ondersteuningen uit het ontkoolde pand verwijdert. Men noemt ze "rovers" omdat ze de stutten wegnemen of roven alhoewel ze hun "buit" in het pand nevens de transportinstallaties achterlaten ter beschikking van de houwers van de volgende ploeg. De benaming "mannetjesklopper" halen ze uit het feit dat ze de spie van de metalen schuifstempels - waarin men met wat verbeelding het silhouet van een ijzeren "mannetje" kan vinden - met een lange hamer uit haar slot kloppen, waardoor de stempel ineenschuift (Defoin pag. 101). [N 95, 569; monogr.; Vwo 269; Vwo 385; Vwo 390; Vwo 500; Vwo 672; Vwo 719]
II-5
|
21330 |
royaal |
gul:
gul (Q015p Stein),
royaal (<fr.):
rejaal (Q015p Stein),
rojaal (Q015p Stein),
royaal (Q015p Stein)
|
ribbel (= gul, gezegd van een mens Kent u dit woord in de betekenis die er achter staat? [DC 26 (1954)] || royaal [DC 02 (1932)] || welgemeend, uit het hart komend [gul, hartelijk, vriendelijk] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
24524 |
rozenbottel |
rozenbottel:
WLD
rozenbottel (Q015p Stein)
|
rozenbottel (vrucht van de hondsroos: papetuutje, papetoet, hanekul, wepen, klokke, rozenbottel). [N 92 (1982)]
III-4-3
|
20846 |
rozijn |
rozijn:
rezien (Q015p Stein),
rozien (Q015p Stein)
|
Een gedroogde druif (rozijn, serzijn). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
20851 |
rozijnenbrood |
rozijnenweg:
roziene wêk (Q015p Stein)
|
brood, waarin rozijnen gebakken worden [N 29 (1967)]
III-2-3
|
28372 |
rubber transportband |
band:
banjtj (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]),
rubber:
rubber (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Transportband, vervaardigd uit rubber. [N 95, 644; monogr.]
II-5
|