e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stein

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
scherp de waarheid zeggen uitvegen: oetvègen (Stein), zeggen: sjekje (Stein) iemand scherp de waarheid zeggen [blijspeten, uitschijten, bijvegen, uitmesten] [N 85 (1981)] III-3-1
scherp kijken scherp kijken: scherp kieke (Stein), scherpe blik (zn.): scherpe blik (Stein) kijken: scherp kijken [miere, blieke] [N 10 (1961)] III-1-1
scherp luisteren de oren spitsen: aoren spitzen (Stein), horken: hörken (Stein) [N 84 (1981)] III-1-1
scherp, snede waad: waad (Stein) De snijkant van een mes (snee, scherp, waad) [N 79 (1979)] III-2-1
scherpe boterbloem boterbloem: WLD  boterbloom (Stein) Scherpe boterbloem (ranunculus acris 20 tot 90 cm groot. De stengels zijn behaard; de bladeren zijn handvormig gedeeld of gespleten met gelobde slippen, ze zijn langgesteeld, tevens behaard; de bloemen zijn vrij groot, met ronde steeltjes en zijn goudge [N 92 (1982)] III-4-3
scheur scheur: šø̄r (Stein) Scheur in een kledingstuk. Zie wat betreft het woordtype vijf de toelichting bij het lemma ɛwinkelhaakɛ.' [N 59, 192a; N 62, 43b] II-7
scheut kiem: kim (Stein  [(mv kīm)]  ), scheut: šø̄t (Stein) Uitspruitsel van een plant, inzonderheid de aardappel. Vaak is er een meervoud gevraagd of opgegeven; vaak ook zijn de enkelvoudsvormen gelijk aan de meervoudsvormen. Alleen wanneer uitdrukkelijk de meervoudsvormen werden gevraagd en opgegeven, zijn deze ook hier opgenomen. Bij de verkleinwoorden onder het type scheutje is het ondoorzichtig of het om het grondwoord scheut of schot gaat. Kien moet begrepen worden als een contaminatie van kiem (voor de klinker) en kijn (voor de slotmedeklinker). Zie ook het lemma Uitlopers Van Kuilaardappelen. [N M, 16a; JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 1u, 120; L B2, 282; S 17; S 31; monogr.; add. uit L 30, 39; S 22] I-5
schielijk vallen brussen: brussen (Stein), glitschen (du.): glitsjen (Stein) vallen, Snel, schielijk ~ (brussen). [N 84 (1981)] III-1-2
schietbeitel smalle kapbeitel: smālǝ kap˱bęjtǝl (Stein) Houtbeitel met een vrij dik en smal beitelblad, dat aan de voorkant een smalle, schuingeslepen zijde heeft. De schietbeitel wordt gebruikt voor het kappen van smalle gaten, bijvoorbeeld voor houtverbindingen. Zie ook afb. 66. [N 47, 11d; N 53, 38; monogr.] II-12
schietdamp kwalm: kwalm (Stein  [(Maurits)]   [Maurits]), schietdamp: šētdamp (Stein  [(Maurits)]   [Maurits]), schietkwalm: šētkwalm (Stein  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) De damp die ontstaat na het tot ontploffing brengen van de springstoffen. Niet verdunde schietdampen zijn schadelijk voor de gezondheid. [N 95, 428; N 95, 775; monogr.] II-5