21813 |
scherp de waarheid zeggen |
uitvegen:
oetvègen (Q015p Stein),
zeggen:
sjekje (Q015p Stein)
|
iemand scherp de waarheid zeggen [blijspeten, uitschijten, bijvegen, uitmesten] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
17726 |
scherp kijken |
scherp kijken:
scherp kieke (Q015p Stein),
scherpe blik (zn.):
scherpe blik (Q015p Stein)
|
kijken: scherp kijken [miere, blieke] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17801 |
scherp luisteren |
de oren spitsen:
aoren spitzen (Q015p Stein),
horken:
hörken (Q015p Stein)
|
[N 84 (1981)]
III-1-1
|
19403 |
scherp, snede |
waad:
waad (Q015p Stein)
|
De snijkant van een mes (snee, scherp, waad) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
24766 |
scherpe boterbloem |
boterbloem:
WLD
boterbloom (Q015p Stein)
|
Scherpe boterbloem (ranunculus acris 20 tot 90 cm groot. De stengels zijn behaard; de bladeren zijn handvormig gedeeld of gespleten met gelobde slippen, ze zijn langgesteeld, tevens behaard; de bloemen zijn vrij groot, met ronde steeltjes en zijn goudge [N 92 (1982)]
III-4-3
|
29113 |
scheur |
scheur:
šø̄r (Q015p Stein)
|
Scheur in een kledingstuk. Zie wat betreft het woordtype vijf de toelichting bij het lemma ɛwinkelhaakɛ.' [N 59, 192a; N 62, 43b]
II-7
|
26397 |
scheut |
kiem:
kim (Q015p Stein
[(mv kīm)]
),
scheut:
šø̄t (Q015p Stein)
|
Uitspruitsel van een plant, inzonderheid de aardappel. Vaak is er een meervoud gevraagd of opgegeven; vaak ook zijn de enkelvoudsvormen gelijk aan de meervoudsvormen. Alleen wanneer uitdrukkelijk de meervoudsvormen werden gevraagd en opgegeven, zijn deze ook hier opgenomen. Bij de verkleinwoorden onder het type scheutje is het ondoorzichtig of het om het grondwoord scheut of schot gaat. Kien moet begrepen worden als een contaminatie van kiem (voor de klinker) en kijn (voor de slotmedeklinker). Zie ook het lemma Uitlopers Van Kuilaardappelen. [N M, 16a; JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 1u, 120; L B2, 282; S 17; S 31; monogr.; add. uit L 30, 39; S 22]
I-5
|
17823 |
schielijk vallen |
brussen:
brussen (Q015p Stein),
glitschen (du.):
glitsjen (Q015p Stein)
|
vallen, Snel, schielijk ~ (brussen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
31909 |
schietbeitel |
smalle kapbeitel:
smālǝ kap˱bęjtǝl (Q015p Stein)
|
Houtbeitel met een vrij dik en smal beitelblad, dat aan de voorkant een smalle, schuingeslepen zijde heeft. De schietbeitel wordt gebruikt voor het kappen van smalle gaten, bijvoorbeeld voor houtverbindingen. Zie ook afb. 66. [N 47, 11d; N 53, 38; monogr.]
II-12
|
27878 |
schietdamp |
kwalm:
kwalm (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Maurits]),
schietdamp:
šētdamp (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Maurits]),
schietkwalm:
šētkwalm (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De damp die ontstaat na het tot ontploffing brengen van de springstoffen. Niet verdunde schietdampen zijn schadelijk voor de gezondheid. [N 95, 428; N 95, 775; monogr.]
II-5
|