e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stein

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schijf braadspek braaitje: breudje (Stein) Stuk gebraden spek (spekbraoj, braoj?) [N 16 (1962)] III-2-3
schikken (wbd) delen: dijlen (Stein) met elkaar tot overeenstemming komen bij een erfenis [schevelen, belen] [N 89 (1982)] III-3-1
schil van een vrucht schil: sjèl (Stein), sjêl (Stein), WBD/WLD  schel (Stein) De zachte huid van een vrucht (schil, schel, pel). [N 82 (1981)] I-7
schilderij schilderij: Karte 38.  schilderij (Stein) Gemälde. III-3-2
schilfer bladder: blaajer (Stein), schilfer: schilver (Stein) een dun, afgebroken of loslatend blaadje van een harde of droge stof, bijv. gezegd van kalk of roest [bluster, vel, schilver] [N 91 (1982)] III-4-4
schimmel (plantje) schimmel: WLD  schimmel (Stein) Plantje, behorend tot de zwammen, draadvormig, zonder bladgroen, maar bestaande uit een zwamvlok en zwamdraden (schimmel). [N 92 (1982)] III-4-3
schimpen schanden: sjanjzen (Stein), schimpen: schimpen (Stein) op onwaardige wijze kritiek uitspreken [schimpen, spijkeren] [N 85 (1981)] III-3-1
schip schip: sjeep (Stein), šēp (Stein) schip [RND] || schip; de kapitein van het schip .... vroeger nog matroos geweest. [DC 45 (1970)] III-3-1
schipper schipper: šøͅpər (Stein) schipper [RND] III-3-1
schipperen schipperen: schipperen (Stein), sjuppere (Stein) naar omstandigheden handelen, niet aan zijn beginsels vasthouden, maar alles rustig in het werk stellen om een oplossing te vinden [busselen, schipperen] [N 85 (1981)] III-1-4