25069 |
schortvol |
schoot:
schoot (Q015p Stein),
sjaot (Q015p Stein)
|
de hoeveelheid die men in één keer in zijn schort kan vervoeren [schoot, schortvol, slip] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17637 |
schouder |
schouder:
sjouwer (Q015p Stein)
|
Hij gaf me een klap op mijn schouder. [DC 17 (1949)]
III-1-1
|
17638 |
schouderblad |
schouderblad:
sjouwerblaad (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
Schouderblad: een der beide, driehoekige platte beenderen op de bovenrug die de schouders helpen vormen (schouderblad, schoft). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
28917 |
schouderkussen |
schouderkussen:
šǭwǝrkøsǝ (Q015p Stein)
|
Klein glanskussen waarmee men de schouders kan persen. [N 59, 26b; N 59, 19b; N 59, 19e]
II-7
|
18556 |
schoudermantel met capuchon |
cape (eng.):
’n câpe (Q015p Stein)
|
schoudermantel met capuchon [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18679 |
schoudermanteltje |
pelerine (<fr.):
pellerien (Q015p Stein)
|
schoudermanteltje [pelderien, pellerien] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
29083 |
schoudernaad |
schoudernaad:
šø̜̄wǝrnǭt (Q015p Stein)
|
Naad van een kledingstuk die op de schouder valt, van de kraag tot de mouw van een jas, een japon enz. [N 59, 98]
II-7
|
29048 |
schoudervulling |
schoudervulling:
šǭwǝrvøleŋ (Q015p Stein)
|
Opvulsel op de schouders van een kledingstuk, om de schouderlijn te accentueren en figuurfouten te corrigeren en om een mooie valling van de mouwen te verkrijgen. Ze bestaat veelal uit watjes, 2 of 3 voor een normale schouder tot 4 à 5 voor een hoge (Papenhuyzen III, pag. 26). [N 59, 99; N 62, 62]
II-7
|
28382 |
schraapgoot |
schraperbak:
šrāpǝrbak (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Eisden]),
schraperband:
šrāpǝrbanjtj (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Inrichting voor het hellend transport van kolen en stenen bestaande uit een onder- en een bovengoot, waardoor een ketting zonder eind door middel van een motor wordt voortbewogen. Aan de ketting zijn schrapers bevestigd, die de in de bovengoot geschepte materialen transporteren. [N 95, 653; N 95, 604; monogr.; Vwo 328; Vwo 646; Vwo 658; Vwo 660; Vwo 692]
II-5
|
28096 |
schraapinstallatie |
schraperbak:
šrāpǝrbak (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Emma])
|
Toestel, bestaande uit een aantal bakken zonder bodem die met behulp van een lier langs het koolfront heen en weer worden getrokken. De bakken zijn, aan de lange zijde die naar het koolfront is gericht, voorzien van messen waarmee de kool wordt losgeschraapt. Een korte zijde van de bak, namelijk die, welke naar de bovenkant van de pijler is gericht, is voorzien van een scharnierende klep. Deze klep opent zich bij de opwaartse gang, neemt de op de vloer liggende kolen op en brengt deze afwaarts mee om ze daar te deponeren, waar de opwaartse gang opnieuw begint. De volgende bak brengt deze kolen weer een eind afwaarts totdat tenslotte de laatste bak aan de voet van de pijler zijn inhoud op het vervoermiddel in de afvoergalerij schuift. [N 95, 603]
II-5
|