24378 |
slang |
serpent:
WBD/WLD
serpent (Q015p Stein),
slang:
slang (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
Hoe noemt u het dier met een langgerekt, rolrond, door schubben bedekt lichaam zonder ledematen; het beweegt zich voort door zijn lichaam te krommen (slang, serpent) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
31930 |
slangboor |
irwinboor:
erwinbǭr (Q015p Stein)
|
Een boorijzer voor hout dat uitloopt op een scherpe centerpunt met daaromheen twee voorsnijders en eventueel twee gutsjes. De schacht is voorzien van een enkele of een dubbele spiraal die niet snijdt, maar dient om het boorsel uit het boorgat te verwijderen. Met dit boorijzer kan men zeer nauwkeurig boren. Zie ook afb. 74a. [N 53, 165; N G, 31b; monogr.]
II-12
|
20761 |
slangetje |
brezel (du.):
bridselen (Q015p Stein)
|
Slag- of s-vormige gebakjes (slengskes, esse?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24749 |
slangewortel |
aronskelk:
WLD
aronskelk (Q015p Stein)
|
Slangewortel (calla palustris een 15 tot 30 cm hoge plant. De bladeren zijn hartvormig; de bloemen groeien in een kolf, de plant is tweeslachtig, omgeven door een schutblad; de rode bessen van de plant zijn giftig. Bloeitijd in mei en juni (kalle, arons [N 92 (1982)]
III-4-3
|
17553 |
slank |
fijn:
fien (Q015p Stein),
smal:
smāke (Q015p Stein)
|
Slank, tenger: rank, smal gebouwd (slank, raal, reel, rank, riede). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17835 |
slaperig |
slaapkop (zn.):
slaepkop (Q015p Stein),
ungerer:
unjerer (Q015p Stein)
|
Slaperig: geneigd zijn tot slapen (slaperig, dommelig, dwaas, vaakluis). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
30229 |
slapers |
slapers:
slǭpǝrs (Q015p Stein)
|
De tussen de gordingen ingewerkte balken van de constructie van een dakvenster. [N 54, 173b]
II-9
|
20647 |
slappe koffie |
merenzeik:
meerezeik (Q015p Stein),
zauwel:
zoawel (Q015p Stein)
|
Slappe koffie (lierie, loerie, zwadder, zwoelie, poelie, poelespaat, poelieprats, laarie, paalie, pèùjt, merriezèèjk?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
28126 |
slecht dak |
slecht dak:
šlɛx dāk (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Een slecht dak laat bij het afkloppen een dof geluid horen. Het heeft loszittend gesteente. [N 95, 891; monogr.]
II-5
|
18246 |
slecht gekleed persoon |
lommelenkerel:
ps. het tweede woord is niet goed te lezen; staat dit er eigenlijk wel? [kêêl = kerel?, rk]
lommele kêêl ? (Q015p Stein)
|
in lompen gekleed [haveloos, schabullig, schamel] [N 86 (1981)]
III-1-3
|