18969 |
slinkse streken |
slenten:
slenten (Q015p Stein)
|
oneerlijk, achterbakse slinkse streken [linken, slenters, slingers, slenders, list, draaiers] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18228 |
slip |
slip:
hummeslup (Q015p Stein),
slip (Q015p Stein),
slup (Q015p Stein, ...
Q015p Stein,
Q015p Stein)
|
afhangend eind van een kledingstuk [slip, klamp] [N 86 (1981)] || hemdslip, pand van een hemd [slup, slipruiter, geer, vaan, lesj, hemsjlup] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18694 |
slip-over |
pullover:
pullover (Q015p Stein)
|
slipover, truivest zonder mouwen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18270 |
slipjas |
frak:
frak (Q015p Stein),
slipjas:
slipjas (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
het jacquet-jas (slipjas, billetikker) [N 59 (1973)] || jacquetjas, zwarte jas met lange achterpanden [pitteleer, pieteloer, slipjas, frak, batsesleeger, billentikker, klaovert, steekert] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
28380 |
slippen |
slippen:
šlepǝ (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Gezegd van een transportband. Een slippende band is gevaarlijk, omdat daardoor brand kan ontstaan (Handb. H. pag. 71). Op de vier Oranje-Nassaumijnen had men volgens de invuller uit Q 113 een afdoend middel voor een slippende transportband: men ging er met een paar man op lopen zodat hij op de rollen werd gedrukt. [N 95, 651]
II-5
|
18299 |
slobkous |
gamasche:
kemasje (Q015p Stein),
slobkous:
slopkouse (Q015p Stein)
|
Hoe noemt men de slobkous of lappenkous, door de arbeiders hier en daar bij vuil werk op het land gedragen? [DC 09 (1940)] || voetbekleedsel zonder zool, dat over de schoenen (en enkels) wordt gedragen [slopkous, soepjee] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
30217 |
slof |
slof:
slof (Q015p Stein),
sluf (Q015p Stein)
|
De verdikking aan de onderdrempel van een schuifdeur waarin de onderrolsloten worden ingelaten. [N 55, 32b] || Hulpstuk dat over twee of meer ribben van de balklaag wordt aangebracht om het spantbeen te dragen. De slof wordt toegepast als de plaats van het gebint niet overeenkomt met de ligging van een zolderbalk of als de balklaag dwars ligt op de richting van het gebint. [N 54, 169a]
II-9
|
17948 |
sloffen |
sloffen:
slöffen (Q015p Stein),
sloppen:
sloppe (Q015p Stein)
|
sloffen: Zodanig lopen dat de zool over de grond schuift (sloffen, slerven, klossen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20501 |
slok |
slok:
slok (Q015p Stein),
slòk (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
teug; Hoe noemt U: De hoeveelheid drank of vloeistof die men in een keer in de mond neemt en doorslikt (teug, slok, zjats) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17695 |
slokdarm |
slokdarm:
slokderm (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
slokdarm [krop, gorgel] [N 10 (1961)]
III-1-1
|