24379 |
spin |
spin:
spɛn (Q015p Stein),
eigen spellingsysteem
de spén (Q015p Stein),
spén (Q015p Stein)
|
huisspin, kamerspin, die binnenshuis horizontale webben spant [N 26 (1964)] || spin [RND] || spin [spinnekop, spinnenbijter, vrijer] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
20121 |
spinnen |
spinnen:
spênne (Q015p Stein),
spìnnen (Q015p Stein),
spęnǝ (Q015p Stein),
WBD/WLD
spinnen (Q015p Stein)
|
De handeling die met behulp van een spinnewiel werd verricht. Vooral voor vlas en hennep was het raadzaam de spinvingers nat te houden tijdens het spinnen. Hiervoor had men een klein potje met water aan rokken of wiel hangen (Weyns, pag. 844-845). Soms werden daartoe ook wel kleine, twee-orige kruikjes van ongeveer 7 cm hoog gebruikt, gebakken onder andere te Raeren. [N 34, C; RND 3; Wi 27; S 34; monogr.] || Hoe noemt u een snorrend, brommend geluid maken, van katten, meestal ten teken van welbehagen (korzen, spinnen, ronken, snurken, snorren, minzen) [N 83 (1981)]
II-7, III-2-1
|
24381 |
spinnenweb |
spinnengeweef:
spɛnəgɛwɛf (Q015p Stein),
spinnenweb:
eigen spellingsysteem
spénnewéb (Q015p Stein)
|
spinnenweb [RND] || spinneweb [spinnegeweef, -gewep, -kop] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
28981 |
spinnetje, driehoekige trens |
vlieg:
vlēx (Q015p Stein)
|
Handgeborduurde hechting in de vorm van een driehoek, toegepast als versterking van de uiteinden van plooi, zak of split, of een vliegvormig gestikt hoekje tegen het uitscheuren. [N 62, 41b; N 59, 57; MW]
II-7
|
31695 |
spint |
spint:
spent (Q015p Stein)
|
De zachte en lichte houtlaag tussen de schors en de eigenlijke houtlaag. [N 50, 79c; N 75, 83c; monogr.]
II-12
|
24658 |
spint, zachte houtlaag onder de schors |
spint:
spjent (Q015p Stein),
spènjt (Q015p Stein)
|
De jonge zachte houtlaag onder de schors (spint, bast). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
19451 |
spionnetje, kijkgaatje |
kijkvenstertje:
kijkvenstertje (Q015p Stein)
|
Raampje of gaatje in de deur om te zien wie er voor de deur staat (kijkvenstertje, oog, kijkgaatje) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
27817 |
spiraalboor |
spiraalboor:
spiraalboor (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Het boorijzer van een draaiende boormachine, volgens een invuller uit Q 121 alleen gebruikt om in kolen te boren. Aan de zijde ervan zijn spiraalvormige windingen aangebracht die het gruis dat bij het boren ontstaat, uit het boorgat schuiven. Zie ook het lemma Boormachine. [N 95, 804; monogr.]
II-5
|
22535 |
spitse eind van een ei |
kop:
kop (Q015p Stein)
|
Het spitse eind van het ei bij het eieren tikken. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33589 |
spitskool |
spitsmoes:
spitsmoos (Q015p Stein),
WBD/WLD
spitsmoos (Q015p Stein)
|
De koolsoort met puntig toelopende kroppen; spitskool (spitskool, suikertop, kegel). [N 82 (1981)]
I-7
|