19359 |
spotten |
hatelijk (bn.):
hatelek (Q015p Stein),
spotten:
spotten (Q015p Stein, ...
Q015p Stein),
wezel:
une wezel (Q015p Stein)
|
de spot drijven met [spotten, spreeuwen, truten, zwanzen] [N 85 (1981)] || zich met belachelijk makende of oneerbiedige scherts [grappen] uiten [spreeuwen, spotten, truten, zwanzen, lollen, leuren] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
30257 |
spouwlat |
spouwlat:
[spouw]lat (Q015p Stein)
|
Lat die tegen de muurzijde van de stijl wordt geslagen en in de spouw past. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(spouw)-' het lemma 'Spouw'. [N 55, 15; N 32, 11b; monogr.]
II-9
|
24249 |
spreeuw |
spreeuw:
sjpreef (Q015p Stein),
sprieuw (Q015p Stein),
sprəif (Q015p Stein)
|
Hoe heet de spreeuw? [DC 06 (1938)] || spreeuw (21,5 overal talrijke bekende soort; wel eens verward met merel [018]; in voorjaar paars glanzend-zwart en gele bek; rest van het jaar witgespikkeld bruin; altijd druk en in troepen; broedt in allerlei gaten; overal voorkomend [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21352 |
spreken, praten |
kallen:
kallen (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
praten [DC 02 (1932)] || spreken; ik versta jullie niet, jullie moeten een beetje harder - [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
24994 |
sprenkelen |
sprenkelen:
spreikelen (Q015p Stein),
sprènkelen (Q015p Stein)
|
druppelsgewijze uitstrooien, uitgieten [spuiten, sprenkelen, sprengen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
27839 |
springstof |
munitie:
munitie (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Wilhelmina])
|
Ontplofbare stof die wordt gebruikt voor het schieten. De springstoffen worden verdeeld in drie klassen: dynamiet, brisante springstoffen en S.G.P. springstoffen (Defoin pag. 138). Zie ook de semantische toelichting bij het lemma Veiligheidsspringstof. Wat betreft het woordtype "poeder", deze term was oorspronkelijk van toepassing op springstof die niet in patronen verpakt werd. Deze wordt nu haast niet meer gebruikt maar de benaming is blijven bestaan voor springstof in het algemeen. [N 95, 419; N 95, 420; monogr.; Vwo 609]
II-5
|
24963 |
springvloed |
springgetij:
spring getij (Q015p Stein)
|
springvloed, hoge waterstand die ontstaat als zon- en maanvloed samenwerken [giertij, springtij, gierstroom] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24609 |
springzaad |
waterzak:
WLD
waterzak (Q015p Stein)
|
Balsemien (impatiëns balsemina). De bovenste bladeren niet in kransen om de stengel. De stengel groeit rechtopstaand, meestal weinig vertakt en ongeveer 1/2 m hoog of lager. De bloemen zijn rood, wit of gevlekt, haast altijd …gevuld", alleenstaand of in g [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24382 |
sprinkhaan |
sprinkhaan:
sprĕnkhaan (Q015p Stein),
sprinkhaan (Q015p Stein)
|
sprinkhaan [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
17591 |
sproeten |
sproetelen:
sprotele (Q015p Stein)
|
sproet, sproeten [sproewtels] [N 10 (1961)]
III-1-1
|