34564 |
stortkar |
kar met de brakken binnen:
kar met ˲dǝ brakǝ bęnǝ (Q015p Stein),
kar met de brakken buiten:
kar met ˲dǝ brakǝ būtǝ (Q015p Stein),
slagkar:
slā.xkar (Q015p Stein)
|
Algemene benaming voor een kipbare kar. In tegenstelling tot bij de hoogkar lopen de berries niet onder de gehele bak door. De bak is aan het achtereinde van de berries bevestigd met een verbindingsspil, zodat hij gekipt kan worden zonder dat men het paard moet uitspannen. Deze kar wordt gebruikt voor het vervoer van onder meer mest, bieten, aardappelen, rapen, weigroen enz. Over het algemeen is ze kleiner dan de hoogkar. Meestal heeft deze kar twee wielen, maar er komen ook 3- en zelfs 4-wielige stortkarren voor. De bortelkar en de clitchèt zijn vaak 3-wielig, de bortelkar kan ook 4-wielig zijn. De aardkar is meestal ouder dan de slagkar en heeft ook een kleinere bak. Ook de korte kar heeft een kleinere bak dan de slagkar. Voor de verspreiding van het woordtype mestkar, zie ook WLD I.1, pag. 11 bij het lemma mestkar. Bijzondere types van stortkar zijn de binnenslaander en de buitenslaander, hier sub A. resp B. behandeld. Een binnenslaander is een stortkar met een kleine bak. De beide berries zitten tegen de buitenzijde van de draagbodem van de bak, waardoor deze tussen de berries valt. Een buitenslaander is een stortkar met een grotere bak. De beide berries zitten tegen de binnenzijde van de draagbodem van de bodem van de bak. [N 17, 2-4; N G, 51 + 55; JG 1a; JG 1b; JG 2a; JG 2b; A 42, 10a-b; L 27, 63; monogr.]
I-13
|
21446 |
stortplaats |
stort:
stort (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
de plaats waar vuilnis gestort mag worden [stort] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17901 |
stoten |
stoten:
staoten (Q015p Stein),
stōǝtǝ (Q015p Stein),
stuiken:
stoeken (Q015p Stein)
|
Het niet vlot vooruitgaan van de schaaf doordat de schaafbeitel te ver buiten de schaafzool uitsteekt. [N 53, 113a-c] || Stoten: een schokkende of krachtige duw geven (stoken, stuiken). [N 84 (1981)]
II-12, III-1-2
|
18846 |
stoutmoedig |
astranterd:
astranterd (Q015p Stein)
|
heel veel durf hebbend [frank, boud, stout] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20534 |
stoven |
stoven:
stoven (Q015p Stein),
wellen:
wellen (Q015p Stein)
|
stoven; Hoe noemt U: Met weinig vet op laag vuur gaar laten worden (smoeren, stoven, wallen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21249 |
straat |
straat:
stroat (Q015p Stein)
|
straat [DC 02 (1932)]
III-3-1
|
21213 |
straatgoot |
goot:
gût (Q015p Stein),
güt (Q015p Stein)
|
een geul langs de weg waarlangs afvalwater kan wegstromen [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22870 |
strafschop |
penalty (eng.):
Karte 171.
penalty/penanty (Q015p Stein)
|
Elfmeter (im Fussballspiel).
III-3-2
|
29103 |
straling |
ruimte:
ruimte (Q015p Stein)
|
Straling of trekking in het pand door een te kleine vulling of doordat het binnenwerk te klein staat. [N 59, 95]
II-7
|
27940 |
strekijzer |
strekijzer:
štrękīzǝr (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
IJzer voorzien van haak en klem om metalen ondersteuningen in een mijngang tegen verschuiven te verankeren. [N 95, 365; N 95, 416; monogr.]
II-5
|