22524 |
taaien |
taaien:
taaien (Q015p Stein)
|
IJs stuk maken door er steeds overheen te lopen [taaien]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21826 |
taal |
taal:
taal (Q015p Stein, ...
Q015p Stein),
tong:
tong (Q015p Stein)
|
taal; datgene waarvan men zich bedient om zijn gedachte of gevoelens kenbaar te maken [taal, tong] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
20745 |
taart |
taart:
taart (Q015p Stein)
|
Taart (toert, gattoo?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20616 |
tabak snuiven |
snuiven:
snoeven (Q015p Stein)
|
snuifje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid tabak die men in een keer opsnuift (snuifje, snuit, kees, prise) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20577 |
tabakspruim |
pruimpje:
pruumke (Q015p Stein),
sjiek:
sjik (Q015p Stein),
sjèk (Q015p Stein),
sjiekje:
sjikske (Q015p Stein)
|
pruimtabak; Hoe noemt U: Een pluk tabak, om op te kauwen of op te zuigen (chique, sik, sjik, pruim, karot, keesje, rol) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20589 |
tabakssap |
dras:
dras (Q015p Stein)
|
Hoe noemt U: Vuil water in een pijp (smierk, nerrik) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19667 |
tafel |
tafel:
tōͅfəl (Q015p Stein)
|
een houten tafel [Roukens 12 (1937)]
III-2-1
|
28956 |
taillesuçon |
taillenaad:
tajǝnǭt (Q015p Stein)
|
Puntnaad om de taille te accentueren. Volgens de informant van Q 16 zit deze naad rechts en links onder elke boezem één, onder de armen naast de boezem en in de rug in de taille. [N 59, 94c]
II-7
|
28937 |
taillewijdte |
taillewijdte:
tajǝwitǝ (Q015p Stein)
|
De maat gemeten horizontaal om het lichaam in de holte van de taille met (voor heren) twee vingers tussen het lichaam en de centimeter. Zie afb. 27. [N 59, 44c; N 62, 2b]
II-7
|
33018 |
tak op ingezaaid land |
vreerijs:
vrēręi̯s (Q015p Stein),
vreetak:
vrētak (Q015p Stein)
|
De tak, stok of bundel stro die men op de pas ingezaaide akkers plaatste om aan te geven dat deze niet betreden mochten worden door jagers en anderen. Voor streep, zie WNT s.v. in de betekenis "grensteken". [N M, 26; monogr.]
I-4
|