31131 |
teenstuk |
stootlap:
štoatlap (Q015p Stein),
teenstuk:
tiǝnštøk (Q015p Stein)
|
Reparatielapje onder de schoenzool, aan de teen. [N 60, 233d]
II-10
|
18483 |
teenstuk [wld ii.10, p. 60] |
stootlap:
sjtoatlap (Q015p Stein),
teenstuk:
tiêênsjtuk (Q015p Stein)
|
Het lapje onder de schoenzool, aan de teen (teenstuk, stootlap, stuitstuk) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
22429 |
tegen de bal schoppen |
schoppen:
sjø͂ͅpə (Q015p Stein),
trappen:
trappen (Q015p Stein)
|
Tegen de bal schoppen in het voetbalspel [schoppen, trappen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
31863 |
tegen de draad in schaven |
tegen de draad schaven:
tē̜ŋǝ dǝ drǭt šāvǝ (Q015p Stein)
|
Tegen de richting van de houtvezels schaven. [N 53, 115]
II-12
|
28349 |
tegencilinder |
bletser:
blɛtšǝr (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Wilhelmina]),
tegencilinder:
tę̄gǝsilendǝr (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De tegencilinder van de schudgootmotor. De invuller uit Q 15 merkt daarover op dat de tegencilinder alleen een luchtinlaat had. De lucht werd dus gecomprimeerd bij de optrekkende slag van de motor en gaf tegendruk om het geheel weer in de beginstand te brengen wanneer de motor de neergaande slag maakte. Soms werd een tegenmotor gebruikt als tegencilinder. De opgaven "bletser" van dezelfde respondent is terug te voeren op het feit dat zo''n tegencilinder een keffend geluid maakte. [N 95, 629; N 95, 613]
II-5
|
21884 |
tegenvaller |
strop:
strup (Q015p Stein),
verlies:
verlies (Q015p Stein)
|
een zwaar geldelijk verlies [krook] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21210 |
telefoon |
telefoon:
telefoon (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
het toestel om de menselijke stem over te brengen [telefoon] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21211 |
telefooncel |
cel:
cel (Q015p Stein),
telefooncel:
telefooncel (Q015p Stein)
|
het kleine vertrek van waaruit men kan telefoneren [telefooncel, cel] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21208 |
telegram |
telegram:
telegram (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
een per telegraaf overgebracht bericht [telegram, draadbericht] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
32965 |
telen, verbouwen |
schaar trekken:
šǭr trękǝ (Q015p Stein)
|
Het voor gebruik tot ontwikkeling brengen van een gewas. Zie ook de meer specifieke lemma''s ''zaaien'' (2.1) en ''poten, planten'' in aflevering I.5. Voor twachten zie Rutten, Haspengouwsch Idioticon 239: "winnen van zaad". [N Q, 9; L 1 a-m; S 20; Wi 43; monogr.]
I-4
|