e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stein

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tulband tulband: tulbendj (Stein) Tulband (redong, bont, bontekoek, turkse muts, sultan?) [N 16 (1962)] III-2-3
tussenbeenlengte - bij broeken schredelengte: šretlęŋtǝ (Stein) Maat genomen van het kruis tot de grond. Zie afb. 29. [N 59, 47b] II-7
tussengalerij tussengalerij: tøšǝgalǝri (Stein  [(Maurits)]   [Maurits]) Galerij die in de strijrichting van de koollaag wordt gedreven tussen twee verdiepingen in. [N 95, 375; monogr.] II-5
tussenklauwontsteking slak: slɛk (Stein) Door het binnendringen van scherpe voorwerpen zoals spijkers, stenen of strohalmen tussen de klauwen van een koe kunnen kleine wondjes ontstaan. Door infectie kan een pijnlijke zwelling ontstaan, waardoor de klauwen van elkaar kunnen worden gewrongen. Tussenklauwontsteking is vaak een naziekte van mond- en klauwzeer. Zie ook het lemma ''tussenklauwontsteking'' in wbd I.3, blz. 482-483. [N 3A, 81; N 52, 10; A 48A, 14] I-11
tussenpersoon groothandelaar: groathanjelear (Stein), grossier (<fr.): grosseer (Stein), tussenhandelaar: tusse henjelêr (Stein) een tussenpersoon in de handel (van producent naar winkelier) [makkeljon] [N 89 (1982)] III-3-1
tuten toeten: tūtǝ (Stein) Het geluid dat de koningin maakt die haar cel reeds verlaten heeft. Op het doffe kwaken van de ongeboren koninginnen antwoordt de pas uitgelopen koningin met een hoog tutend geluid. Dit is het teken dat zij er is. Zij zal proberen zo spoedig mogelijk de nog in de cellen opgesloten koninginnelarven te doden. Dit wordt echter verhinderd door de werkbijen. Het tuten is voor de imker een zeker teken dat er de volgende dag of op zijn laatst nog een dag later een nazwerm zal afkomen. [N 63, 33a; N 63, 32a; N 63, 33b; Ge 37, 42] II-6
tuter toeter: (mv)  tūtǝrs (Stein) Koningin die pas de moercel verlaten heeft en tutend antwoordt op het gekwaak van de koninginnelarven die nog in de dichte moercel zitten. [N 63, 33b; N 63, 32a] II-6
tweede pas tweede pas: twedǝ pas (Stein) [N 59, 76b] II-7
tweevleugelraam tweevleugel: twēvlø̄gǝl (Stein) Raam met twee draaiende delen die naast elkaar in de raamopening passen. De twee vleugels zijn daarbij gelijk van afmeting. [N 55, 56] II-9
twijg, jonge tak jong hout: jonk hout (Stein), vits: gezegd van wilgentakken die men voor mandenmaken gebruikt  wits (Stein) Een twijg, een jonge tak (bent, twijg, wis, sprik, tak, teen). [N 82 (1981)] III-4-3