21827 |
uiten |
uiten:
uiten (Q015p Stein)
|
uitspreken; te kennen geven [uiten, uiteren, lossen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
34189 |
uiterontsteking, mastitis |
vleug in de uier:
vlø̄x en dǝ ȳr (Q015p Stein)
|
Door het feit dat de natte spenen (melk) een geschikte voedingsbodem vormen voor bacteriën en door de plaats van de uier (mest en vuil) is de kans op infectie groot. Streptococcen zijn de belangrijkste ziekteverwekkers. Bij een acute ontsteking is de uier gezwollen, pijnlijk en rood. De melk is meestal waterachtig en bevat vlokjes. Bij slepende gevallen vertoont de uier plaatstelijk knobbels en verhardingen. De melk ziet er meestal normaal uit (Berns, blz. 118). Zie ook wbd I.3, blz. 461. [N 52, 5a; A 48A, 10a; monogr.]
I-11
|
21443 |
uitgaan |
aan de rol gaan:
aan de rol gaan (Q015p Stein),
op stap gaan:
op stap goan (Q015p Stein)
|
uitgaan, cafés bezoeken, aan de zwier gaan [lelijkeren, op de scheut gaan] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
25568 |
uitgedroogd |
te droog:
tǝ drø̄ǝx (Q015p Stein)
|
Gezegd van slecht deeg. [N 29, 29c]
II-1
|
24996 |
uitgieten |
omschudden:
omsjûdde (Q015p Stein),
schudden:
schüdden (Q015p Stein)
|
een vloeistof al gietende doen vloeien uit een kan, fles etc. [storten, plassen, klassen, schenken, uitgieten] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
28972 |
uithalen van de doorslagsteken |
trochelsgaren uithalen:
trǭxǝlsgārǝn ūthǭlǝn (Q015p Stein)
|
Het verwijderen van de doorslagsteken. [N 59, 51b]
II-7
|
21386 |
uithoren |
uithoren:
oethòren (Q015p Stein),
uitwarren:
oetwêrre (Q015p Stein)
|
door vragen van iemand proberen te weten te komen wat hij voelt, uithoren [horken, funteren, tintelen, uithoren, uithorken] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
28481 |
uitkomen van het broed |
doorbijten:
dōrbītǝ (Q015p Stein)
|
Het uit de cellen komen van het rijpe broed. Als het broed rijp is, breekt het uit het stadium van pop. De bij wordt geboren als werkbij, koningin of dar. De werkbij komt na 21 dagen, de koningin na 15 à 16 dagen en de dar na 24 dagen te voorschijn. Soms kan er een kleine speling zijn in deze aantallen. De werkbij knaagt bij stukjes en beetjes het celdekseltje weg, de dar scheurt het zegel met de kaken geheel af en de koninginnepop stoot met één kopbeweging de cel, die eerst is rondgesneden, open. [N 63, 23c; Ge 37, 47]
II-6
|
21786 |
uitleg |
uitleg:
oetlek (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
een beslissend antwoord, een antwoord dat alles uitlegt [uitsluitsel, uitbedul] [N 85 (1981)] || het verklaren, uitleggen [uitleg, bedied, bedietsel] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21391 |
uitleggen |
beduiden:
beduujen (Q015p Stein),
langer maken:
laŋǝr mākǝ (Q015p Stein),
uitleggen:
ōēt lêkke (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
duidelijk maken, uitleggen [uitduiden, uitbeduiden] [N 85 (1981)] || Een kledingstuk langer of ruimer maken door onderaan een zoom uit te leggen. [N 59, 191; N 62, 23b; MW] || het verklaren, uitleggen [uitleg, bedied, bedietsel] [N 85 (1981)]
II-7, III-3-1
|