18373 |
veel te grote schoen |
te grote schoen:
te grôte sjoon (Q015p Stein)
|
schoen, veel te grote ~ [affeseersjoon] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18547 |
veel te wijde broek |
buikmaat:
boekmoat (Q015p Stein),
te wijde broek:
te wieje brook (Q015p Stein)
|
een broek voor een gezet figuur [N 59 (1973)] || een veel te wijde broek [N 59 (1973)]
III-1-3
|
20497 |
veelvraat |
pans:
pàns (Q015p Stein),
slinder:
sleinjer (Q015p Stein),
vreetpans:
vrèètpàns (Q015p Stein),
vreetzak:
vrèètzak (Q015p Stein)
|
gulzig; Hoe noemt U: Snel en onmatig in het verorberen van voedsel of drank; schrokachtig (gulzig, gruizig, vratig, slokachtig) [N 80 (1980)] || veelvraat; Hoe noemt U: Iemand die gulzig is, gulzigaard (vraat, fretter, veelvraat, doorjager) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24944 |
veenlaag |
moer:
moer (Q015p Stein)
|
laag veen, tussen moer en zand [derring, moes] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24262 |
veer |
pluim:
pluim (Q015p Stein),
tordel:
tøldǝr (Q015p Stein),
veer:
vèren (Q015p Stein),
vêre (Q015p Stein)
|
Het lange, smalle gedeelte van een hengsel dat op de deur wordt bevestigd. [N 54, 80b] || veer: elk der huidbekleedsels van een vogel bestaande uit een buisje dat aan weerszijden baarden en baardjes draagt (pluim, veer) [N 83 (1981)]
II-9, III-4-1
|
24779 |
veerdelig tandzaad |
luis:
WLD
luis (Q015p Stein)
|
Driedelig tandzaad (bidens tripartitus 10 tot 100 cm groot. De bladeren zijn tegenoverstaand, en meestal 3- (zelden 5-) delig; de bloemen staan in rechtopstaande hoofdjes, meestal zonder straalbloemen, groen of bruinachtig geel van kleur. De vruchten he [N 92 (1982)]
III-4-3
|
31849 |
veerploeg |
ploeg:
plōx (Q015p Stein),
veerploeg:
vē̜rplōx (Q015p Stein)
|
Verstelbare ploegschaaf, bestaande uit de schaaf zelf en een geleider waarmee de schaaf op de gewenste breedte en diepte kan worden ingesteld. Schaaf en geleider zijn met behulp van twee stelschroeven met elkaar verbonden. Zie ook afb. 44. [N 53, 69a; N 53, 70]
II-12
|
21182 |
veerpont |
veer:
vèèr (Q015p Stein),
vêre (Q015p Stein)
|
het vaartuig dat dient om voertuigen, personen enz. over een rivier te voeren [pont, veer, pomp, overzet, overzetter, overlaat, vlot] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
34282 |
veevoer verzamelen |
kruiden:
krui̯ǝ (Q015p Stein)
|
Het plakken, trekken, steken of snijden van veevoer. Veevoer kan bestaan uit groenvoer, rapen, gras of gewassen als lupinen en serradella. Het verzamelen van veevoer kan dus bestaan uit verschillende handelingen. Object als "groenvoer", "konijnenvoer", "gras" e.a. zijn niet gedocumenteerd. Zie ook het lemma ''knollen uittrekken'' (2.2.6) in aflevering wld I.5. [N Q, 11c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 36, 65; monogr.]
I-11
|
19431 |
vegen, keren |
keren:
keren (Q015p Stein)
|
Door strijken met een bezem, borstel van stof reinigen (keren, vegen, wissen, vagen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|