18797 |
verstand |
verstand:
verstenjd (Q015p Stein),
verstàndj (Q015p Stein)
|
het vermogen goed, helder te denken [verstand, bewijs, bewoud, vernuft] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19179 |
verstandig |
redelijk:
redelijk (Q015p Stein),
rejelek (Q015p Stein)
|
een goed verstand hebben; zijn verstand goed gebruikend [bezouwig, redelijk, radelijk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17625 |
verstandskies |
baktand:
baktenjt (Q015p Stein, ...
Q015p Stein),
oogtand:
augtenjt (Q015p Stein, ...
Q015p Stein),
oug-tèndj (Q015p Stein)
|
verstandskies (oogtand, baktand) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
32010 |
verstekbak |
verstekbak:
vǝrstē̜k˱bak (Q015p Stein)
|
Gootvormig houten gereedschap met schuine zaagsneden in de twee opstaande kanten, dat dient om het daarin geplaatste werkstuk in verstek te zagen. Als zaag wordt daarbij meestal een kapzaag gebruikt. Zie ook afb. 117. [N 53, 214a; monogr.]
II-12
|
29941 |
verstekhaak |
verstekhaak:
vǝrstē̜khǭk (Q015p Stein),
vǝrstɛkhǭǝk (Q015p Stein)
|
Een winkelhaak waarvan de benen onderling een hoek van 450 vormen. De verstekhaak wordt gebruikt om versteklijnen af te tekenen en om te controleren op haaksheid. Zie ook afb. 104 en het lemma ɛverstekhaakɛ in Wld II.9, pag. 10-11 en Wld II.11, pag. 57.' [N 53, 188; N E, 18a; monogr.] || Haak waarvan de armen een hoek van 450 vormen. Zie ook afb. 3. [N 30, 13b; monogr.]
II-12, II-9
|
32059 |
verstekverbinding met vaste pen |
pen-en-gat met verstek:
pɛn ɛn gāt męt ˲vǝrstē̜k (Q015p Stein)
|
Houtverbinding, waarbij de delen met behulp van pen en gat aan elkaar bevestigd worden. Zie ook afb. 145. Deze verbinding is steviger dan een gewoon verstek. [N 54, 57a]
II-12
|
28430 |
verstevigingsspijlen |
spijlen:
spīlǝ (Q015p Stein)
|
Spijlen die door de korf worden gestoken ter versteviging en ondersteuning van de ratenbouw. Enkele stroringen onder de kop steekt de imker een stuk of drie spijlen loodrecht op de kopspijlen en een stuk lager weer een drietal, terwijl enkele ringen boven de onderkant nog eens een paar spijlen komen. De spijlen zijn doorgaans van sporkehout of de vuilboom gemaakt maar er zijn er ook van wilge-, esse-, populiere-, beuke- en notehout. [N 63, 6b; N 63, 5e; N 63, 6c; Ge 37,14]
II-6
|
22349 |
verstoppertje spelen |
poeversteken:
poeversteeke (Q015p Stein),
poffen:
poefe (Q015p Stein),
steken:
stijken (Q015p Stein)
|
Het spel waarbij alle personen zich verstoppen, behalve één die alle anderen moet zoeken; bij het doel (bijv. een boom) kunnen de verstopten zich afmelden (op dit spel bestaan vele varianten, misschien kunt u die ook vermelden: de naam en hoe het gespeeld [N 88 (1982)]
III-3-2
|
28666 |
versuikeren |
kristalliseren:
krestalisērǝ (Q015p Stein),
versuikeren:
vǝrsukǝrǝ (Q015p Stein)
|
Hard worden van de honing of het kristalliseren van honing: het overgaan van vloeibare vorm naar vaste. Dan is hij versuikerd. Voor de consumptie is versuikerde of gekristalliseerde honing niet minder geschikt dan de vloeibare. Hieruit blijkt dat de honing niet is verhit. [N 63, 118; Ge 37, 182; monogr.]
II-6
|
32577 |
verteerde mest |
gebakken mest:
gǝbakǝ męs(t) (Q015p Stein),
rot mest:
rǫt [mest] (Q015p Stein)
|
De termen in dit lemma zijn voor het merendeel van toepassing op mest die lange tijd het onderste of het binnenste deel van de mesthoop heeft gevormd en daardoor goed verteerd is: mest van hoge kwaliteit, die gemakkelijk in kleine delen uiteenvalt. Het onderste uit de mestkuil is vaak zo brokkelig dat het niet met de riek kan worden opgenomen. Deze mest wordt veelal als weidemest gebruikt. Voor sommige termen zie men dan ook het lemma compost. De termen aan het einde van het lemma hebben betrekking op oude, uitgedroogde mest die zijn kwaliteit grotendeels verloren heeft. [N M, 10a; N 11, 27 add.; N 11A, 4a + 4c + 36 + 37; JG 1a + 1b add; div.]
I-1
|