24275 |
watersnip |
duikeendje:
doekèèntje (Q015p Stein)
|
watersnip (27 lange recht bek; vliegt plotseling op van de waterkant; zigzagvliegend; houdt hoge stijg- en daalvluchten en maakt daarbij mekkerend geluid; jachtvogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24398 |
waterspin |
waterspin:
eigen spellingsysteem
waterspén (Q015p Stein)
|
waterspin [N 26 (1964)]
III-4-2
|
27695 |
watertoren |
watertoren:
wātǝrtōrǝ (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I])
|
[N 95, 20]
II-5
|
18123 |
waterzucht |
water:
het water (Q015p Stein)
|
Waterzucht: ziekelijke ophoping van vocht in het onderhuidse weefsel en in de lichaamsholten (zucht, het water). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20542 |
wecken |
inkoken:
inkoken (Q015p Stein),
inmaken:
inmaken (Q015p Stein, ...
Q015p Stein,
Q015p Stein)
|
wecken; Hoe noemt U: Steriliseren van levensmiddelen in luchtdicht afgesloten flessen (wecken, inmaken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20435 |
weduwe |
widdevrouw:
wedərvroͅu̯ (Q015p Stein),
widvrouw:
wet˃vroͅu̯ (Q015p Stein)
|
weduwe [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20451 |
weduwnaar |
widdeman:
wedərman (Q015p Stein),
widman:
wetman (Q015p Stein)
|
weduwnaar [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
25579 |
weegtoestel |
waag:
wø̜ǝx (Q015p Stein)
|
Het weegtoestel waarmee het deeg na het verdelen wordt gewogen. Vroeger gebruikte men wel een hangende balans, volgens de informant van L 377, maar deze moest verdwijnen, omdat ze niet geijkt kon worden. Zie afb. 19. [N 29, 33a; N 29, 32b; monogr.; N 29, 105e]
II-1
|
24896 |
weer naar het jaargetijde |
najaar:
okt. en nov.
naojaor (Q015p Stein),
oogst:
de oogst
de augst (Q015p Stein),
vroegjaar:
mnd. febr. t/m april
vreugjaor (Q015p Stein)
|
weer in bepaalde jaargetijden (bijv. [kranenzomer] (zachte nazomer), [bamisweer] (herfstweer) e.d. inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)]
III-4-4
|
19346 |
weerbarstig |
dwars:
dwars (Q015p Stein)
|
zich niet schikken, weerbarstig [dwars, nippig, contrare] [N 85 (1981)]
III-1-4
|