24278 |
wilde gans |
wilde gans:
wilj gauws (Q015p Stein)
|
gans: grauwe gans (± 80 net een tamme gans zonder wit; oranje bek; roep gelijk tamme gans [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17576 |
wilde hoofdharen |
duivelsharen:
duvelshoaren (Q015p Stein)
|
hoofdharen, wilde ~ [vliechhaar] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24611 |
wilde roos (hondsroos, enz.) |
klaproos:
WLD
klapròòs (Q015p Stein)
|
Hondsroos (rosa canina). Tot 3 m hoge struik; de takken zijn overhangend, met grote, gekromde stekels; de bladeren zijn 5- tot 7-tallig; de blaadjes zijn kaal en langwerpig, tevens gezaagd; de bloemen groeien afzonderlijk of enkele bijeen, ze zijn lang ge [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24873 |
wilde tijm |
onzelievevrouwebedstro:
WLD
onze lievevrouwe bedstro (Q015p Stein),
tijm:
tijm (Q015p Stein)
|
Tijm; de blaadjes zijn langwerpig rond en naar achteren omgekruld; wordt in de linnenkast gelegd; ook gebruikt als specerij bij kool, salade en komkommer of in soep gekookt en als geneesmiddel tegen hoest (tamoe, tamus, tijmos, tijmis). [N 82 (1981)] || Wilde tijm (thymus serpyllum 5 tot 30 cm groot, struikachtig plantje, vaak zodevormend; de stengels zijn liggend of opstijgend, de stengel is behaard, onderaan meestal houtig. De bladeren zijn smal, elliptisch en klein. De bloemen staan in trosjes aan d [N 92 (1982)]
III-4-3
|
34194 |
wilde zucht |
vleug in de uier:
vlø̄x en dǝ ȳr (Q015p Stein)
|
Een zeer sterke zwelling van de uier en omgeving in de laatste tijd van de dracht. Deze wordt veroorzaakt door abnormaal grote hoeveelheden vocht in het onderhuidse bindweefsel van de uier, maar ook van de schaamstreek en soms van de buikstreek tot aan de voorbenen. Zie ook het lemma ''wilde zuch'' in wbd I.3, blz. 463. [N 52, 3; A 48A, 7]
I-11
|
24557 |
wilg (alg.) |
wijde:
wie (Q015p Stein),
wië (Q015p Stein)
|
wilg [N 38 (1971)] || wilg (Salix) [DC 28 (1956)]
III-4-3
|
24510 |
wilgenkatje |
katje:
ketje (Q015p Stein),
ketje’s (Q015p Stein)
|
De aarachtige bloeiwijze van sommige bomen, katje (kat, katje, poeske, prop, stop, knop). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24628 |
wilgensoorten |
treurwijde:
treurwie (Q015p Stein)
|
wilgensoorten [DC 28 (1956)]
III-4-3
|
24519 |
wilgenteen |
goets:
?
(gutsj) (Q015p Stein),
vits:
wits (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
De tak, wijg van een wilg (wis, poot, sliet). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
21187 |
wimpel |
wimpel:
vleugel (Q015p Stein),
wimpel (Q015p Stein)
|
een lange smalle vlag [wimpel, vleugel] [N 90 (1982)]
III-3-1
|