27813 |
boormachine |
vicker:
vicker (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Eisden])
|
Door perslucht aangedreven, draaiende boormachine waarmee met behulp van een spiraalboor gaten in de koollaag werden geboord. De "Vicker" werd volgens de invuller uit Q 15 vooral gebruikt bij het injecteren in de kool. [N 95, 760 add.]
II-5
|
31422 |
booromslag |
booromslag:
bǭromslāx (Q015p Stein),
boorzwengel:
bǭrzweŋǝl (Q015p Stein),
bǭrzwøŋǝl (Q015p Stein),
omslag:
omslāx (Q015p Stein)
|
Een C-vormige houten of metalen kruk waarmee bij de omslagboor een draaiende beweging aan het boorijzer wordt gegeven. Aan de bovenzijde is een leunknop aangebracht waarmee men tijdens het boren met de hand of met de borst druk kan uitoefenen op het boorijzer. Zie ook afb. 81 en het lemma ɛbooromslagɛ in Wld II.11, pag. 84. De omslagboor wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De klompenmaker boort er bijvoorbeeld koppelgaatjes mee in klompen. Zie voor de woordtypen boordrouw en borendrouw uit respectievelijk Kerkrade e.o. (Q 121) en Montzen (Q 253) ook RhWb (I), kol. 1437, s.v. Drau, ø̄das Gestell am Handbohrer, das den eingesetzten Bohrer dreht, Bohrwinde Drehbügelø̄.' [N 33, 133; N 53, 161a; N 97, 110a; A 29a, 14a-14b; monogr.]
II-12
|
27816 |
boorstang, boorijzer |
boorijzer:
boarīzǝr (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Maurits]),
boorstang:
boarštaŋ (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Een uit een zeer goede kwaliteit staal vervaardigde stang die hetzij van een vaste boorkop is voorzien (monobloc-boorstang), hetzij aan een uiteinde een bevestiging heeft waarin een losse boorkop kan worden geplaatst. Volgens een invuller uit Q 121 varieerde de lengte van een boorstang tussen 50 cm en 3 meter. [N 95, 735; N 95, 812; monogr.; Vwo 163; Vwo 166; Vwo 322]
II-5
|
27820 |
boorzuil |
boorzuil:
boarzȳl (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Bij het boren gebruikt statief voor de boorhamer. Wanneer er perslucht in wordt toegelaten, zorgt de boorzuil niet alleen voor ondersteuning van de boorhamer, maar ook voor de boordruk. [N 95, 810; monogr.]
II-5
|
18863 |
boos |
beledigd:
beledigt (Q015p Stein),
vies:
vieze (Q015p Stein)
|
boos, kwaad ten gevolge van een belediging [kwaad, boos, vuil] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21178 |
boot(je) |
boot(je):
boot (Q015p Stein),
bweutje (Q015p Stein)
|
een klein open vaartuig met riemen of zeil voortbewogen [boot, schuit] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19600 |
bord |
telder:
tɛljər (Q015p Stein)
|
bord om van te eten [Van Ginneken NE]
III-2-1
|
18785 |
borduren |
borduren:
borduren (Q015p Stein)
|
Manier van handwerken waarbij met de naald figuren of bloemen in of op een stof worden vervaardigd (borduren, festonneren) [N 79 (1979)]
III-1-3
|
27335 |
boren |
boren:
boarǝ (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Maurits]),
bǭrǝ (Q015p Stein)
|
[N 53, 180a; monogr.]Algemene benaming voor het maken van boorgaten. Volgens Vanwonterghem (pag. 73) is het woordtype "boren" ook van toepassing op het maken van diepboringen. Het is daarom ook opgenomen in het lemma Diepboren. [N 95, 801; Vwo 167]
II-12, II-5
|
21879 |
borgen |
borgen:
borge (Q015p Stein),
borgen (Q015p Stein)
|
uitstel van betaling geven [borgen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|