18523 |
buitenzak op een jas |
buitentas:
boetetesj (Q015p Stein),
buitentesch (Q015p Stein)
|
buitenzak in een jas [jassetes] [N 23 (1964)] || de buitenzak [N 59 (1973)]
III-1-3
|
25220 |
bulderen van de storm |
bulderen:
bulderen (Q015p Stein),
donderen:
dônderen (Q015p Stein)
|
een sterk rommelend of dreunend geluid geven, gezegd van bijv. een storm of een kanon [rullen, bulderen, burrelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21349 |
bullebak |
bullebak:
bullebak (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
iemand die probeert door nors, ruw optreden anderen bang te maken [woew, bietebouw, bullebak] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
28499 |
bultbroed |
bultbroed:
bøltbrōt (Q015p Stein)
|
Darrenbroed ontstaan uit eitjes van een leggende werkbij. De cellen worden door de werksters in dit geval voorzien van een zeer hoog gewelfd deksel, vandaar de benaming bultbroed. Bultbroed kan echter ook ontstaan, wanneer een gewone moer onbevrucht is gebleven of door ouderdom of letsel niet langer in staat is bevruchte eieren af te zetten. Deze moer wordt dan ook darrenbroedig. [N 63, 62b; N 63, 27; N 63, 24b]
II-6
|
21118 |
bundel groenten |
bussel:
bössel (Q015p Stein),
bûssel (Q015p Stein)
|
Een bundel samengebonden groenten zoals asperges, prei, etc. (bussel, bos). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
25251 |
bunder, maat van 10.000 m2 (hectare) |
bunder:
bunder (Q015p Stein)
|
de maat die een oppervlakte aangeeft van 10.000 vierkante meter [bunder, hond, hectare] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
27711 |
bunkerruimte |
bunkerkelder:
bunkerkelder (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Julia])
|
Bunker waarin bijvoorbeeld kolen (Q 121, Q 121c) of cokes (L 426) kunnen worden opgeslagen. [N 95, 108; monogr.]
II-5
|
24459 |
bunzing |
bunzing:
bunzing (Q015p Stein),
fis:
vis (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
bunzing [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
21703 |
buren (ww.?) |
buren:
buren (Q015p Stein),
nabuur:
naober (Q015p Stein)
|
buurman zijn van iemand [noberen, geburen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21507 |
burgemeester |
burgemeester:
burgemeister (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
het wettelijk hoofd/de vertegenwoordiger van een gemeente [burgemeester, burger, burgmeester] [N 90 (1982)]
III-3-1
|