25021 |
donker, duisterx |
donker:
donkel (Q015p Stein),
dônkel (Q015p Stein),
duister:
duu.ster (Q015p Stein),
duuster (Q015p Stein, ...
Q015p Stein,
Q015p Stein),
dūūster (Q015p Stein)
|
donker [donkel, duuster, domp] [N 06 (1960)] || donker worden [duisteren] [N 91 (1982)] || niet of weinig verlicht [donker, duister, deemster] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24138 |
dons, nestveren |
dons:
dons (Q015p Stein),
duivelshaar:
duivelshaer (Q015p Stein),
duvelshaor (Q015p Stein)
|
het haar van jonge vogels die nog geen veren hebben (stapveren, duivelshaar, paddehaar) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
20324 |
dood (bn.) |
dood:
dauwt (Q015p Stein),
doad (Q015p Stein),
doēt (Q015p Stein),
dojet (Q015p Stein),
doəd (Q015p Stein),
dôôt (Q015p Stein),
kapot:
kepot (Q015p Stein)
|
dood (bijv.) [DC 03 (1934)] || dood; ¯t kindje was - eer (dat) ze ¯t konden dopen [RND]
III-2-2
|
20325 |
dood (zn.) |
dood:
dood (Q015p Stein)
|
de toestand die intreedt bij het eindigen van het leven [dood, overlijden, versterf, verscheiden, einde] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
21154 |
doodlopende weg |
keerweg:
keerwég (Q015p Stein)
|
een doodlopende weg (cul-de-sac, keerweg) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20432 |
doodskist |
zerk:
zerk (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
doodskist; hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd [DC 23 (1953)] || Hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd? [DC 23 (1953)]
III-2-2, III-3-3
|
20438 |
doodskleed |
doodskleed:
Kun je kopen of krijg je.
dòòdskleid (Q015p Stein),
wit met zwarte strikjes op de borst
doodskleed (Q015p Stein),
doodsmantel:
doidsmentjel (Q015p Stein),
doodsmantel (Q015p Stein)
|
bekleding van de overledene, wanneer hij in de doodkist wordt gelegd (thans inventarisatie; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || doodskleed; hoe noemt men het doodskleed (hinnekleed, reekleed, regenkleed, enz.)? Moet dit kleed aan bepaalde voorwaarden voldoen? [VC 03 (1937)] || doodskleren; hadden ze een bijzondere naam? [VC 30 (1964)]
III-2-2
|
25123 |
dooien |
t slaakt]:
⁄t geit dòjen (Q015p Stein)
|
dooien [t weer gaat af [N 22 (1963)]
III-4-4
|
34537 |
dooier |
doren:
dǭrǝ (Q015p Stein)
|
Het geel van het ei. [RND 123; L 1a-m; L 3, 8; L A2, 383; JG 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
24771 |
dooierzwam |
dooierzwam:
WLD
dooierzwam (Q015p Stein)
|
Cantharel: een gele, eetbare paddestoel (cantharel, eierzwam, dooierzwam). [N 92 (1982)]
III-4-3
|