e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stevensvennen

Overzicht

Gevonden: 235
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tuieren tuieren: tuieren (Stevensvennen) Een koe of geit laten grazen aan een touw dat met een paal in de grond bevestigd is. Men doet dit om het af te grazen stuk grasland te beperken. [N 3A, 14h; N 14, 71; L 27, 5; A 17, 20; JG 1c, 2c; Vld.; monogr.] I-11
tuierpaal staak: stǭk (Stevensvennen) De tuierpaal is een houten of ijzeren paal die men met de tuierhamer in de grond slaat en waaraan de koe of geit wordt vastgebonden. [N 14, 72 en 73a; N 3A, 14h; JG 1c, 2c; L 40, 21a; L B2, 286; A 17, 20; monogr. add. uit N 14, 71] I-11
tuinman, boomkweker hovenier: JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.  ho.vənīr (Stevensvennen) [RND 07] I-7
tweede klaversnede tweede snede: tweǝdǝ snēi̯ (Stevensvennen) Zoals het nagras meestal van betere kwaliteit is dan de eerste snede, zo is ook de tweede snede klaver een gezochte soort groenvoer. Vergelijk aflevering I.3, paragraaf 6: Nagras. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [JG 1c, 2c; monogr.] I-5
uier uier: ǫi̯ǝr (Stevensvennen) De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] I-11
vals spelen foetelen: België en Nederland.  futələ (Stevensvennen) Vals spelen. III-3-2
varken varken: vęrǝkǝn (Stevensvennen) Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s] I-12
varkens mesten mesten: męi̯stǝn (Stevensvennen) Het vetmesten van varkens totdat ze geschikt zijn voor export of slacht. [N 76, 37c; JG 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
vastenavond vastelavond: vastḷoͅ.vəta (Stevensvennen) vastenavond [RND] III-3-2
vechten vechten: fɛ͂xtə (Stevensvennen) Hij deed geheel de wereld vechten. [RND] III-3-1