22552 |
boog |
boog:
bo.g (K278a Stevensvennen)
|
boog [RND]
III-3-2
|
33969 |
borstriem |
borstriem:
%%voor de fonetische documentatie wordt verwezen naar het lemma BORSTRIEM%%
[borstriem] (K278a Stevensvennen)
|
I-10
|
33713 |
bos |
bos:
bǫs (K278a Stevensvennen)
|
Een met opgaande bomen beplante uitgestrektheid grond hetzij in natuurstaat of aangelegd. [N 27, 4a; RND 82; L 1a-m; L 22, 7; Vld.; monogr.]
I-8
|
34248 |
boterkuip |
teil:
teil (K278a Stevensvennen)
|
Houten kuipje waarin de boeren de boter wassen. [JG 1c, 2c]
I-11
|
33644 |
bouwland |
veld:
fęlt (K278a Stevensvennen)
|
Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.]
I-8
|
33295 |
braambessen |
braambeziën:
brɛmbēziǝ (K278a Stevensvennen)
|
Als aanvulling op de vraag die in het lemma Braam is behandeld werd ook geïnformeerd naar de benamingen van de vrucht van de braamstruik. [JG 1b gedeeltelijk, 1c, 2c]
I-5
|
33983 |
brede buikriem |
slagriem:
slaxrim (K278a Stevensvennen)
|
Riem die onder de buik van het paard wordt gespannen en aan de twee uiteinden van de berries wordt vastgemaakt. Hij zorgt ervoor dat het paard steviger tussen de berries staat en voorkomt dat de kar opkipt. Deze riem is breder dan de smalle buikriem opdat hij bij het opkippen van de kar niet in de buik van het paard zou snijden. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 73]
I-10
|
21250 |
brief |
brief:
bri.f (K278a Stevensvennen)
|
brief [RND]
III-3-1
|
18744 |
broek |
broek:
brok (K278a Stevensvennen
[(weinig gebruikt)]
)
|
De horizontale riem van het achterhaam die om de billen van het paard loopt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 75; monogr.]
I-10
|
20769 |
brood |
brood:
brôôt (K278a Stevensvennen)
|
brood [RND]
III-2-3
|