e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stevensweert

Overzicht

Gevonden: 3124
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huishouden huishouden: hoeshoaje (Stevensweert) huishouden [SGV (1914)] III-2-1
huisjesslak slak: WLD  slèk (Stevensweert) Hoe noemt u de slak die haar huisje op haar rug meedraagt (kerrekol) [N 83 (1981)] III-4-2
huismus, mus huismus: hoesmösj (Stevensweert), mus: møͅsj (Stevensweert), sisklank  mösch (Stevensweert) Hoe heet de huismusch? [DC 06 (1938)] || huismus (14,5 overal bij de mensen door ieder gekend; wijfje geheel bruin [N 09 (1961)] || musch [SGV (1914)] III-4-1
huisvlieg, vlieg huisvlieg: hoesvleeg (Stevensweert), vlieg: vleeg (Stevensweert, ... ) huisvlieg [SGV (1914)] || vlieg [SGV (1914)] || vlieg, huisvlieg [DC 18 (1950)] III-4-2
huisweide bleek: bleͅi̯k (Stevensweert) I-7
huiszwaluw huiszwalg: hoeszwalg (Stevensweert, ... ), zwalg: zwalg (Stevensweert) huiszwaluw [DC 18 (1950)] || huiszwaluw (12,5 helemaal wit van onder; witte stuit; kleinest buiten tegen een woning of kerk [N 09 (1961)] III-4-1
huiveren huiveren: huuvere (Stevensweert), rijderen: rieëre (Stevensweert) huiveren [SGV (1914)] || huiveren, bijv. van koe [grille, de griezel op het lijf krijge, rijeren] [N 10 (1961)] III-1-2
huiverig huiverig: huuverig (Stevensweert) huiverig [schuuverig] [N 10 (1961)] III-1-2
huivering schuivering: sjoevering (Stevensweert) huivering [gril] [N 10 (1961)] III-1-2
hul kap: kap (Stevensweert) hul (kap) [SGV (1914)] III-1-3