24960 |
inham |
inham:
inhàm (L378p Stevensweert)
|
inham, in het land inspringend gedeelte van een zee, meer of riveri [inpamp] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
21414 |
inktpot |
inktstel:
inkstellə (L378p Stevensweert)
|
inktpot [DC 14 (1946)]
III-3-1
|
26785 |
inkuilen |
inkuilen:
enkule (L378p Stevensweert)
|
De aardappelen worden met de slagkar van het veld naar de boerderij vervoerd en daar op een droge plaats voorlopig opgeslagen om uit te wasemen. Vroeger gebeurde dit in de kelder onder de bakoven (zie aflevering I.6 over de bedrijfsgebouwen van de boerderij). Tegen de winter worden de aardappelen ingekuild, dat wil zeggen in een aardappelkuil of -groeve gestort. De algemene benamingen voor deze handeling staan in dit lemma bijeen. Zie verder het lemma Aardappelkuil, -Groef. [N 12, 28; JG 1a, 1b; S 16; monogr.; add. uit N 12, 29; L 1, a-m; S 19]
I-5
|
19524 |
inmaakpot |
roompot:
snijbonen,zuurkool, om er melk zuur in te laten worden daarom roum(pot)
roumpot (L378p Stevensweert),
uilenpot:
voor etenswaar
uulepot (L378p Stevensweert)
|
pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
25236 |
inslaan, van de bliksem gezegd |
de weerlicht slaat in:
de wèr leeg sluit in (L378p Stevensweert),
inslaan:
ingeslagen (L378p Stevensweert)
|
inslaan, gezegd van de bliksem [afvellen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
17593 |
iris |
iris:
iĕris (L378p Stevensweert)
|
Iris: het gekleurde gedeelte van het oog waarin zich de pupil bevindt. [N 84 (1981)]
III-1-1
|
18705 |
jacquetjak |
jacquetjak (<fr.):
sjaketjek (L378p Stevensweert)
|
jak in jacquetvorm [seketjek] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18566 |
jacquetpak |
jacquet (<fr.):
jakkèt (L378p Stevensweert),
sjekèt (L378p Stevensweert)
|
jacquetkostuum, bestaande uit zwarte slipjas, vest en gestreepte broek [sjeket, seket] [N 23 (1964)] || pak, zwart ~, bestaande uit korte jas, vest en gestreepte broek [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18259 |
jak |
jacquet (<fr.):
sjekèt (L378p Stevensweert),
jak:
jak (L378p Stevensweert),
kazavek:
kasjevēik (L378p Stevensweert, ...
L378p Stevensweert)
|
damesblouse, strak om het lichaam, hoog gesloten met boordje en met lange strakke mouwen [jak, seket] [N 25 (1964)] || jak [SGV (1914)] || vrouwenjak, kort jasvormig getailleerd bovenkledingstuk [jak, baskien, bollero, zeelewermer, kasjevek] [N 23 (1964)] || vrouwenjak, lang ~ [kapoot, kasjevek] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18996 |
jaloers |
jaloers:
(j = ch)
jaaloes (L378p Stevensweert)
|
jaloersch [SGV (1914)]
III-1-4
|