e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stevensweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kerel kerel: kêrel (Stevensweert) kerel [SGV (1914)] III-3-1
kerk kerk: kirk (Stevensweert, ... ) De kerk, het kerkgebouw [kèrk, krèk, kirk, kirch]. [N 96A (1989)] || kerk [SGV (1914)] III-3-3
kerkdeur kerkdeur: kirkduër (Stevensweert) De grote deur, de hoofdingang van de kerk [lijkdeur, kerkdeur, kirchduër]. [N 96A (1989)] III-3-3
kerkhof kerkhof: kirkhoaf (Stevensweert) Kerkhof [kirkuf, doeje kirkuf]. [N 06 (1960)] III-3-3
kerkplein kerkplein: kirkplein (Stevensweert) Het plein vóór de kerk [kerkplaats, kerkplein, plei]. [N 96A (1989)] III-3-3
kerkportaal portaal (<oudfr.): portoal (Stevensweert) Het portaal van de kerk [kerkhal]. [N 96A (1989)] III-3-3
kerktoren kerktoren: kirktaore (Stevensweert) De toren van de kerk, waarin zich de klokken bevinden [kèrktaore, -taon, -toer, klokketoren?]. [N 96A (1989)] III-3-3
kerkuil kerkuil: kirkuul (Stevensweert) uil: kerkuil (34 gespikkeld oranje boven, wittig onder; hartvormig gezicht; broedt boven in grote schuren en torens; roep [chchchchchchch] [N 09 (1961)] III-4-1
kerkwaarts naar de kerk: noa de kirk (Stevensweert) kerkwaarts [SGV (1914)] III-3-3
kern moer: mōr (Stevensweert) Uitsteeksel dat komt bloot te liggen, wanneer de koe een hoorn afstoot. [A 4, 15; L 20, 15] I-11