e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stevensweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klein van gestalte klein van lijf: héé is klein van līēf (Stevensweert) klein van gestalte [N 10 (1961)] III-1-1
klein wolkje schaapje: sjöpkös (Stevensweert) klein wolkje [oliester] [N 81 (1980)] III-4-4
kleindochter kleindochter: kleindochter (Stevensweert), kleindochtər (Stevensweert) kleindochter [DC 05 (1937)] III-2-2
kleine boerderij kleine hof: klęi̯nǝ hǭf (Stevensweert) Bij keuterij, e.d. in het noorden van de Nederlandse provicie wordt uitdrukkelijk opgemerkt dat de keuterboer gewoonlijk ook in dagloondienst is en géén paard bezit; zijn grond beslaat niet meer dan drie tot vijf hectaren. Ook hier vindt men, naast specifieke terminologie met name met het element keuter, ook veel omschrijvende benamingen met klein en diminutiva. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "Boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c; A 30A, 3a, 3b en 3d; L 22, 1b; monogr.; add. uit L 38, 22] I-6
kleingeld klatergeld: klootergeltj (Stevensweert), kleingeld: kleigeltj (Stevensweert) kleingeld [SGV (1914)] III-3-1
kleinkinderen kleinkind: kleikindj (Stevensweert), kleikinjt (Stevensweert), kleinkindj (Stevensweert) kleinkind [SGV (1914)] || kleinkind, kleinkinderen [DC 05 (1937)] III-2-2
kleinste dier van het nest zwakste: WLD  zwáákstö (Stevensweert) Hoe noemt u het kleinste, jongste, zwakste dier van een nest [N 83 (1981)] III-4-2
kleinzoon kleinzoon: kleinzoon (Stevensweert, ... ) kleinzoon [DC 05 (1937)] III-2-2
klep (van pet) klep: klep (Stevensweert) klep van een pet [luif, luifel] [N 25 (1964)] III-1-3
klepbroek klepboks: klepboks (Stevensweert) broek met een sluitklep aan de voorkant [klepboks] [N 23 (1964)] III-1-3