19582 |
kopje |
tas:
tas (L378p Stevensweert)
|
een kop koffie [SGV (1914)]
III-2-1
|
19325 |
koppig |
koppig:
köppig (L378p Stevensweert)
|
koppig [SGV (1914)]
III-1-4
|
24351 |
kopvoorn |
maan:
WLD
moan (L378p Stevensweert)
|
Hoe noemt u de kopvoorn: komt vooral voor in stromend water. Hij heeft een grote bek, is slank gebouwd met een afgeronde aarsvin. Hij wordt tot 60cm lang (meem, molenaar, mulder, vingel) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
20109 |
korenbloem |
blauwe korenbloem:
blau̯ kǭrǝblōm (L378p Stevensweert),
-
blaauw koarebloom (L378p Stevensweert)
|
Centaurea Cyanus L. Een niet meer zo algemeen voorkomende plant met blauwe bloemen, een spinselachtig behaarde stengel en dunne lancetvormige bladeren, die groeit in korenvelden, op zandgronden en in bermen. De plant bloeit van juni tot augustus en varieert in hoogte van 30 tot 60 cm. [A 13, 14; L 34, 31; monogr.; add. uit JG 1b] || korenbloem [DC 13 (1945)]
I-5, III-4-3
|
32536 |
korf |
korf:
kø̜rǝf (L378p Stevensweert)
|
In het algemeen een uit wissen gevlochten en van een hengsel voorziene mand. Zie ook afb. 284. [N 20, 53; N 40, 37; monogr.]
II-12
|
24194 |
korhoen |
korhoen:
korhoon (L378p Stevensweert)
|
korhoen (53 vrij zeldzame heidevogel; haan staalblauw, hen bruin en kleiner; houdt in het voorjaar pronkbijeenkomsten op een open plek op de hei [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24539 |
kornoelje (alg.) |
konkernolletje:
konkernölke (L378p Stevensweert),
kornoelje:
NCDN
kòrnōēljö (L378p Stevensweert)
|
De kornoelje. Gele kornoelje me gele bloemen en karmijnrode vruchten, 3-7 m hoog; de geelbruine schors schilfert in kleine schubben af. [N 82 (1981)] || kornoelje [SGV (1914)]
III-4-3
|
24689 |
kornoeljesoorten |
rode kornoelje:
NCDN (verschrijving? - 2e woord moet waarschijnlijk ook zijn: kòrn؉ljö) Rode Kornoelje
roajö kòrōēljö (L378p Stevensweert),
witte kornoelje:
NCDN Witte kornoelje
wittö kòrnōēljö (L378p Stevensweert)
|
De kornoelje. De witte kornoelje; struik met witte bloemen en witte bessen, 2-3 m hoog; takken aan de zonzijde rood, in de schaduw geel. [N 82 (1981)] || De kornoelje. Rode kornoelje; struik met witte bloemen en blauwzwarte bessen; 2-5 m hoog; takken aan de zonzijde purperrood en aan de schaduwkant groen (kroelie, kornoelje). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18604 |
korset |
korset (<fr.):
kersjet (L378p Stevensweert)
|
korset, rijglijf om de taille [rijlief, rellif, relf, ruls, stiklijst, stiflijk] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18361 |
kort onderrokje |
poeprokje:
poeprökske (L378p Stevensweert)
|
onderrokje, kort ~ [piszieëlke, poeprökske] [N 24 (1964)]
III-1-3
|