25165 |
maansverduistering |
eclips van de maan:
eclips van de moan (L378p Stevensweert)
|
Eclips van de maan [SGV (1914)]
III-4-4
|
17671 |
maantje op de nagel |
maantje:
moönkö (L378p Stevensweert)
|
maantje: Lichter gekleurd gedeelte onderaan de vingernagels (maantje). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
25162 |
maanx |
maan:
moan (L378p Stevensweert)
|
maan [SGV (1914)]
III-4-4
|
24879 |
madeliefje |
molenzoetje:
meulezeudjes (L378p Stevensweert),
mø̄lǝzø̜tjǝ (L378p Stevensweert),
mø̄lǝzǫu̯tjǝ (L378p Stevensweert),
-
meulezötje (L378p Stevensweert)
|
Bellis perennis L. Een zeer algemeen voorkomend plantje met losse witte bloempjes, die aan de uiteinden paarsrood kunnen aanlopen, met een geel hartje. Het komt voor in weilanden, op gazons en in bermen en bloeit bijna het hele jaar door, vooral van april tot september. Het varieert in hoogte van 5 tot 15 cm en wordt ook vaak meizoentje genoemd. Door de onzekere etymologie van het woord meizoentje, waarin mei- oorspronkelijk vermoedelijk eerder "weide" dan "mei(maand)" betekent, met zijn vele (volksetymologische) vervormingen, is de onderverdeling van de verschillende typen zeer globaal gehouden. Invoeging van -l- (en -r-) komt voor onder meibloempje en meizoetje; de betrokken varianten staan telkens achteraan in de behandeling van de woordtypen; molenzoetje is echter apart gehouden. [A 17, 1a; A 49B, 1a; L 40, 81; monogr.] || madeliefje [DC 17 (1949)], [DC 60a (1985)]
I-5, III-4-3
|
17554 |
mager |
mager:
mager (L378p Stevensweert),
schraal:
sjraol (L378p Stevensweert)
|
mager [schrepel, schraal] [N 10 (1961)] || mager; Hoe noemt U: Mager, niet vet, gezegd van voedsel (schraal, schrekel) [N 80 (1980)]
III-1-1, III-2-3
|
17555 |
mager worden |
vermageren:
vörmáágörö (L378p Stevensweert)
|
Mager worden: in omvang en gewicht afnemen (afslekkeren, krimpen, slinken). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
19110 |
maken |
maken:
make (L378p Stevensweert)
|
maken [DC 02 (1932)]
III-1-4
|
20205 |
man |
man:
ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.
manne (L378p Stevensweert)
|
man [SGV (1914)]
III-3-1
|
24203 |
man, mannelijke zangvogel |
mannetje:
mènkö (L378p Stevensweert)
|
mannelijke zangvogel (tersel) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
20154 |
man, manspersoon |
man:
man (L378p Stevensweert),
mannə (L378p Stevensweert)
|
man. (Bestaat er een woord voor man in de beteekenis van echtgenoot?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|