e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stevensweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
maansverduistering eclips van de maan: eclips van de moan (Stevensweert) Eclips van de maan [SGV (1914)] III-4-4
maantje op de nagel maantje: moönkö (Stevensweert) maantje: Lichter gekleurd gedeelte onderaan de vingernagels (maantje). [N 84 (1981)] III-1-1
maanx maan: moan (Stevensweert) maan [SGV (1914)] III-4-4
madeliefje molenzoetje: meulezeudjes (Stevensweert), mø̄lǝzø̜tjǝ (Stevensweert), mø̄lǝzǫu̯tjǝ (Stevensweert), -  meulezötje (Stevensweert) Bellis perennis L. Een zeer algemeen voorkomend plantje met losse witte bloempjes, die aan de uiteinden paarsrood kunnen aanlopen, met een geel hartje. Het komt voor in weilanden, op gazons en in bermen en bloeit bijna het hele jaar door, vooral van april tot september. Het varieert in hoogte van 5 tot 15 cm en wordt ook vaak meizoentje genoemd. Door de onzekere etymologie van het woord meizoentje, waarin mei- oorspronkelijk vermoedelijk eerder "weide" dan "mei(maand)" betekent, met zijn vele (volksetymologische) vervormingen, is de onderverdeling van de verschillende typen zeer globaal gehouden. Invoeging van -l- (en -r-) komt voor onder meibloempje en meizoetje; de betrokken varianten staan telkens achteraan in de behandeling van de woordtypen; molenzoetje is echter apart gehouden. [A 17, 1a; A 49B, 1a; L 40, 81; monogr.] || madeliefje [DC 17 (1949)], [DC 60a (1985)] I-5, III-4-3
mager mager: mager (Stevensweert), schraal: sjraol (Stevensweert) mager [schrepel, schraal] [N 10 (1961)] || mager; Hoe noemt U: Mager, niet vet, gezegd van voedsel (schraal, schrekel) [N 80 (1980)] III-1-1, III-2-3
mager worden vermageren: vörmáágörö (Stevensweert) Mager worden: in omvang en gewicht afnemen (afslekkeren, krimpen, slinken). [N 84 (1981)] III-1-1
maken maken: make (Stevensweert) maken [DC 02 (1932)] III-1-4
man man: ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.  manne (Stevensweert) man [SGV (1914)] III-3-1
man, mannelijke zangvogel mannetje: mènkö (Stevensweert) mannelijke zangvogel (tersel) [N 83 (1981)] III-4-1
man, manspersoon man: man (Stevensweert), mannə (Stevensweert) man. (Bestaat er een woord voor man in de beteekenis van echtgenoot?) [DC 05 (1937)] III-2-2