34446 |
mannelijke geit |
bok:
bok (L378p Stevensweert),
bōk (L378p Stevensweert),
bokje:
bøkskǝ (L378p Stevensweert)
|
[N 70, 8; N 77, 78; N 77, 80; A 9, 19; L 32, 82; Wi 11; RND 89; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.]
I-12
|
34555 |
mannelijke kalkoen |
schroethaan:
šrūthān (L378p Stevensweert)
|
[A 6, 3a; S 16; L 1, 113; R 14, 3; monogr.]
I-12
|
24456 |
mannelijke meikever |
mannetje:
menke (L378p Stevensweert)
|
meikever, mannetje [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
24207 |
mannelijke merel |
mannetje:
mènkö (L378p Stevensweert)
|
een mannelijke merel (melhoorn, merelhoorn) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
24454 |
mannelijke vis |
hom:
WLD
hoam (L378p Stevensweert)
|
Hoe noemt u een mannelijke vis (hommer, hom, homvis, milter) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
18673 |
mannenkleren |
manskerelskleren:
manskèrelskleijer (L378p Stevensweert),
manskleren:
manskleijer (L378p Stevensweert),
mansluikleren:
manslujkleijer (L378p Stevensweert)
|
mannenkleren [t mansdinge] [N 23 (1964)] || Mannenkleren. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18575 |
mannenondergoed |
herenondergoed:
hèren ongergood (L378p Stevensweert),
mansluiondergoed:
mansluj ongergood (L378p Stevensweert)
|
Ondergoed voor mannen. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18585 |
mannenonderhemd |
onderhemd:
ongerhumme (L378p Stevensweert)
|
Onderhemd voor mannen. Hoe noemt men in uw dialect het hemd dat onder de bovenkleding wordt gedragen, direct op het lichaam: van mannen? [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18703 |
mantelpak |
mantelpak:
mantjelpak (L378p Stevensweert)
|
mantelpak, uit jas en rok bestaand dameskostuum [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23428 |
maria-altaar |
maria-altaar:
mariaaltaor (L378p Stevensweert)
|
Het (zij)altaar dat toegewijd is aan O.L. Vrouw en waarop of waarboven haar beeltenis prijkt [Maria-altaar]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|