e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stevensweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
met paard en koets rijden, paardrijden rijden: rīǝ (Stevensweert) Het paard besturen als het voor de koets gespannen is, of als het als rijdier gebruikt wordt. Deze twee begrippen worden terminologisch niet onderscheiden. [JG 1a, 1b; Wi 29; monogr.] I-10
met snelheid over iets heen vliegen overheen vliegen: doa hèl uevör hèèr vleegö (Stevensweert) vliegen: Met snelheid over iets heen ~ (snoeken). [N 84 (1981)] III-1-2
met tegenzin tegen wil en dank: têge wil en dank (Stevensweert) tegen heug en meug [SGV (1914)] III-1-4
met tussenpozen regenen bijzen: biezen (Stevensweert), buiig: buiïg (Stevensweert) regenen bij tussenpozen [buien, sjoelen] [N 22 (1963)] III-4-4
metselaar metselaar: mętsǝlē̜ǝr (Stevensweert), mɛ ̝tsǝlīǝr (Stevensweert), mɛtsǝlēǝr (Stevensweert) Ambachtsman die metselwerk verricht. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'metselen' en 'handlanger'. [Wi 2; S 23; L 1a-m; L 17, 30; L B1, 103; RND 46; N 30, 1a; N 95, 159; monogr.; Vld] II-9
metselen metselen: mɛtsǝlǝ (Stevensweert) Bij de bouw van stenen huizen met behulp van mortel de afzonderlijke stenen tot een samenhangend, vast geheel verbinden. [Wi 57; S 23; L 1a-m; L 31, 21; N 30, 1b; monogr.] II-9
metworst braadworst: braotwoos (Stevensweert) metworst; Hoe noemt U: Worst met gehakt (varkens)vlees (metworst, snijworst, saucisse) [N 80 (1980)] III-2-3
middagdutje middagdutje: middáág dutjö (Stevensweert), unger: hŭnjer (Stevensweert) middagdutje [SGV (1914)] || Slaapje na het middagmaal; middagdutje (noenslaap, middagslaap, dutje, loertje, dutten). [N 84 (1981)] III-1-2
middagdutje doen dutten: duttö (Stevensweert), een uiltje vangen: ein uulke vange (Stevensweert), ungeren (ww.): hŭnjere (Stevensweert) middagdutje [een ~ doen] [SGV (1914)] || middagdutje doen (dutten). [N 84 (1981)] III-1-2
middagmaal middageten: middagète (Stevensweert) namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 12 uur [ZND 18G (1935)] III-2-3