33166 |
besjes aan de aardappelplant |
bessen:
bɛsǝ (L378p Stevensweert)
|
De besachtige groene vruchten die zich uit de bloemen van de aardappelplant ontwikkelen. Vroeger, voordat men pootaardappelen selecteerde uit de eigen oogst, werd uit deze vruchtjes van de plant pootzaad gewonnen. Het lemma bevat alleen meervouden. Bij goesbollen wordt door de zegslieden opgegeven dat ...kinderen deze bollen aan een lange twijg (steken) en dan de bollen zo ver mogelijk weggooien of zwiepen; goezen is "zwiepen". Warnant (1949, 175) vermeldt dit spel ook voor Waals Haspengouw. Het regelmatige voorvoegsel aardappel- of patatte- is hier weggelaten; zie het lemma Aardappel. Zie voor de fonetische documentatie van de varianten voor aardappel, ook datzelfde lemma Aardappel. [N 12, 7; L 32, 14; monogr.; add. uit JG 1b]
I-5
|
25105 |
bestendig weer |
het weer sluit vast:
’t weer sluit vas (L378p Stevensweert),
vast (weer):
vast waer (L378p Stevensweert),
vàs wéér (L378p Stevensweert),
é vas wèr (L378p Stevensweert)
|
bestendig weer [vaste lucht] [N 22 (1963)] || lucht die vast, bestendig weer betekent [hooilucht, vaste lucht] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33607 |
besvrucht, algemeen |
besje:
NCDN
bèsjö (L378p Stevensweert)
|
Een vlezige sapige vrucht die aan een struik groeit (bes, bizzem, bezie, beer, bees, bezing, baaie). [N 82 (1981)]
I-7
|
18845 |
beteuterd |
beteuterd:
beteuterd (L378p Stevensweert),
wie een vot voor een lucht:
wie ein vot vūĕr ein lūch (L378p Stevensweert)
|
beteuterd [SGV (1914)]
III-1-4
|
25106 |
betrekken (lucht) |
bedenkelijk:
bödinkölök (L378p Stevensweert),
overtrekken:
de log uèvertrèk (L378p Stevensweert),
toetrekken:
trek toe (L378p Stevensweert),
zware lucht:
’n zwoar log (L378p Stevensweert)
|
dicht gaan zitten zodat er regen dreigt, gezegd van de lucht [de lucht overtrekt, groeit, belommert] [N 22 (1963)] || eerst helder zijn, maar daarna dreigen te gaan regenen, gezegd van het weer [zich berouwen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18157 |
betten van een wonde |
lessen:
léésö (L378p Stevensweert)
|
lessen: Een wonde betten (lessen, betten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18378 |
beugeltas |
beugeltas:
beugeltès (L378p Stevensweert)
|
tas, sierlijke ~ met beugel die men s zondags op de overrok draagt [beugeltes] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24561 |
beuk |
beuk:
beuk (L378p Stevensweert)
|
beuk [SGV (1914)]
III-4-3
|
20180 |
bevallen |
bevallen:
bövàllö (L378p Stevensweert),
een kind op de wereld brengen:
ei kindj op de wĕrreld bringe (L378p Stevensweert)
|
Bevallen: een kind ter wereld brengen (bevallen, vallen, een kindje krijgen, kinderen winnen, omschudden, kopen). [N 84 (1981)] || levenslicht [een kind het ~ schenken] [SGV (1914)]
III-2-2
|
19259 |
bevel |
bevel:
bevĕl (L378p Stevensweert, ...
L378p Stevensweert)
|
bevel [SGV (1914)]
III-1-4, III-3-1
|