e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stevensweert

Overzicht

Gevonden: 3124
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
besjes aan de aardappelplant bessen: bɛsǝ (Stevensweert) De besachtige groene vruchten die zich uit de bloemen van de aardappelplant ontwikkelen. Vroeger, voordat men pootaardappelen selecteerde uit de eigen oogst, werd uit deze vruchtjes van de plant pootzaad gewonnen. Het lemma bevat alleen meervouden. Bij goesbollen wordt door de zegslieden opgegeven dat ...kinderen deze bollen aan een lange twijg (steken) en dan de bollen zo ver mogelijk weggooien of zwiepen; goezen is "zwiepen". Warnant (1949, 175) vermeldt dit spel ook voor Waals Haspengouw. Het regelmatige voorvoegsel aardappel- of patatte- is hier weggelaten; zie het lemma Aardappel. Zie voor de fonetische documentatie van de varianten voor aardappel, ook datzelfde lemma Aardappel. [N 12, 7; L 32, 14; monogr.; add. uit JG 1b] I-5
bestendig weer het weer sluit vast: ’t weer sluit vas (Stevensweert), vast (weer): vast waer (Stevensweert), vàs wéér (Stevensweert), é vas wèr (Stevensweert) bestendig weer [vaste lucht] [N 22 (1963)] || lucht die vast, bestendig weer betekent [hooilucht, vaste lucht] [N 81 (1980)] III-4-4
besvrucht, algemeen besje: NCDN  bèsjö (Stevensweert) Een vlezige sapige vrucht die aan een struik groeit (bes, bizzem, bezie, beer, bees, bezing, baaie). [N 82 (1981)] I-7
beteuterd beteuterd: beteuterd (Stevensweert), wie een vot voor een lucht: wie ein vot vūĕr ein lūch (Stevensweert) beteuterd [SGV (1914)] III-1-4
betrekken (lucht) bedenkelijk: bödinkölök (Stevensweert), overtrekken: de log uèvertrèk (Stevensweert), toetrekken: trek toe (Stevensweert), zware lucht: ’n zwoar log (Stevensweert) dicht gaan zitten zodat er regen dreigt, gezegd van de lucht [de lucht overtrekt, groeit, belommert] [N 22 (1963)] || eerst helder zijn, maar daarna dreigen te gaan regenen, gezegd van het weer [zich berouwen] [N 81 (1980)] III-4-4
betten van een wonde lessen: léésö (Stevensweert) lessen: Een wonde betten (lessen, betten). [N 84 (1981)] III-1-2
beugeltas beugeltas: beugeltès (Stevensweert) tas, sierlijke ~ met beugel die men s zondags op de overrok draagt [beugeltes] [N 24 (1964)] III-1-3
beuk beuk: beuk (Stevensweert) beuk [SGV (1914)] III-4-3
bevallen bevallen: bövàllö (Stevensweert), een kind op de wereld brengen: ei kindj op de wĕrreld bringe (Stevensweert) Bevallen: een kind ter wereld brengen (bevallen, vallen, een kindje krijgen, kinderen winnen, omschudden, kopen). [N 84 (1981)] || levenslicht [een kind het ~ schenken] [SGV (1914)] III-2-2
bevel bevel: bevĕl (Stevensweert, ... ) bevel [SGV (1914)] III-1-4, III-3-1