e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stevensweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
opklaren opklaren: opklaore (Stevensweert), ’t kloart op (Stevensweert) opklaren, helder worden [op-, doorweere, optrekken, afzomen, zich klaren, opklaren] [N 22 (1963)] III-4-4
opper hooiberm: hø̜i̯bɛrm (Stevensweert), huist: hūs (Stevensweert), hūst (Stevensweert) De grootste soort hooihoop in het veld. [N 14, 112 en 111 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 10, 20; A 16, 3b; A 42, 20b; L 38, 38b; monogr.] I-3
opperhuid vel: vélle (Stevensweert) opperhuid [N 10 (1961)] III-1-1
oprispen opkomen: opkomme (Stevensweert), opstoten: opstôate (Stevensweert), rupsen: rèùpse (Stevensweert) oprispen [SGV (1914)] || oprispen, een boertje laten [beuke, bulke, opgeure, opbotte] [N 10a (1961)] III-1-2
opschuiven opschuiven: opsjūūvö (Stevensweert) Opschuiven: in een zijwaartse richting schuiven om plaats te maken (opschikken, schavielen, opschuiven). [N 84 (1981)] III-1-2
optilbaar hek veken: vē̜kǝ (Stevensweert) Het niet draaiend maar uitneembaar hek aan de ingang van een wei. [N 14, 68b; A 25, 5e; monogr.] I-8
optillen heffen: höffe (Stevensweert), oplichten: òp lichtö (Stevensweert) (Op)heffen, tillen: in de hoogte heffen (beuren, heffen, tillen, lichten). [N 84 (1981)] || heffen, tillen [SGV (1914)] III-1-2
opzettelijk expres: ĕsprĕs (Stevensweert) expres [SGV (1914)] III-1-4
orchis orchidee: -  orgidee (Stevensweert) orchidee [DC 60a (1985)] III-4-3
os os: ø̜s (Stevensweert), ǫs (Stevensweert) Gesneden mannelijk rund [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.] I-11