e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stevensweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
paling, aal aal: aol (Stevensweert), oal (Stevensweert, ... ), geen verschil  oal (Stevensweert), paling: zelden  poaling (Stevensweert) aal [SGV (1914)] || aal, paling [DC 10 (1941)] || paling [SGV (1914)] III-4-2
pandverbeuren pandgeven: ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.  pandj gêve (Stevensweert), pandverbeuren: ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.  pandjverbūĕre (Stevensweert) pandverbeuren [SGV (1914)] III-3-2
panlatten daklatten: dāklatǝ (Stevensweert), panlatten: panlatǝ (Stevensweert) De horizontale latten waarop de dakpannen worden gelegd. De panlatten worden met hun breedste zijde op het dakbeschot of op de kepers gespijkerd. De onderste panlat dient groter in doorsnede te zijn. Er wordt daar dan ook meestal een dubbele panlat aangebracht of een panlat op zijn kant. Dit laatste werd in Q 121c 'een daklat hoogkant' ('eŋ dāxlats hūxkaŋk'), in L 385 en Q 15 een 'panlat op zijn hoge kant' (L 385: 'panlat ǫp ˲zǝnǝ hōgǝ kanjt'; Q 15: 'panlat ǫp ˲zǝn huǝgǝ k'njt') en in K 353 'een panlat op zijn kant' ('ǝn pánlát up ˲zønǝ kãnt') genoemd. Zie ook afb. 49p en 83a. [N F, 32a; N 54, 179; N 54, 180a; N 54, 180b; N 4A, 14b; monogr.] II-9
pannen schuren schuren: šūrə (Stevensweert) metaal met behulp van water en zand of andere schurende middelen vlekvrij en glanzend maken [DC 15 (1947)] III-2-1
pannenlap panlap: panlap (Stevensweert), panlèp (Stevensweert) lap waarmee men hete voorwerpen van het vuur neemt (kwezel) [N 20 (zj)] III-2-1
pantoffel pantoffel: pantoffele (Stevensweert) Hoe noemt men de pantoffels? [DC 09 (1940)] III-1-3
pantoffeltje pantoffeltje: -  pantoffelke (Stevensweert) Pantoffeltje (calceolaria officinale). De twee meeldraden zijn beweegbaar, ongeveer als bij salie. Bladeren tegenoverstaand of verspreid, de onderste samengesteld, de bovenste alleen meer of minder ingesneden; de bladrand is dubbel gezaagd. De zwavelgele [DC 60a (1985)] III-2-1
pap pap: pap (Stevensweert), pàp (Stevensweert), (men zegt… det is .... v´rkesbrieje).  pap (Stevensweert) brij [SGV (1914)] || brij; Hoe noemt U: Half vast, half vloeibaar gekookt gerecht van een heel of half gemalen graansoort (gort of meel) of rijst (brij, kwet, prol, pap) [N 80 (1980)] III-2-3
papier papier: pampier (Stevensweert), pāpier (Stevensweert) papier [SGV (1914)] III-3-1
paraplu paraplu: perrepluuj (Stevensweert) paraplu [N 23 (1964)] III-1-3