e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stevensweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
raapstelen kelen: NCDN  kéélö (Stevensweert) De jonge gesteelde bladeren van de kleine witte meiraap die in het voorjaar als groente gegeten worden; raapstelen (kelen, rieten, steeltjes). [N 82 (1981)] I-7
raar, vreemd aardig: aardig (Stevensweert), vreemd: vrèmp (Stevensweert), vrêmp (Stevensweert) 01; vreemd [SGV (1914)] || raar [DC 02 (1932)] || vreemd: Hoe luidt in uw dialect het woord - [DC 19 (1951)] III-1-4
raat raat: roǝt (Stevensweert), (mv)  roǝtǝ (Stevensweert) Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.] II-6
raden raden: roaje (Stevensweert) raden (ww.) [SGV (1914)] III-1-4
rafelen rafelen: rŭffele (Stevensweert), ruffelen: røfǝlǝ (Stevensweert) rafelen [SGV (1914)] || Uitvezelen van stof. [N 59, 188; N 62, 45a; MW; S 29; monogr.] II-7, III-1-3
ragebol halve maan: half maon (Stevensweert), ragebol: ragebol (Stevensweert, ... ), spinnenjager: spenəjēͅgər (Stevensweert), spinnejäger (Stevensweert) bezem (met lange steel); inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || raagbol [SGV (1914)] || ragebol, bolvormige borstel waarmee spinnewebben worden verwijderd [N 26 (1964)] III-2-1
ramen lappen ruiten wassen: rūtə wasə (Stevensweert) ramen zemen [DC 15 (1947)] III-2-1
rammelaar rekel: rèkel (Stevensweert) konijn, mannetje [DC 04 (1936)] III-2-1
rand van een hoed luif: luif (Stevensweert) luifel, overstekende rand van een hoed [N 25 (1964)] III-1-3
rank rank: rank (Stevensweert), reng (mv.): rĕng (Stevensweert), NCDN  rèng (Stevensweert) rank [SGV (1914)] || ranken (v.e. wingerd) [SGV (1914)] || Stengel met bladeren, bloemen, etc. die in zichzelf niet voldoende stevigheid bezit om overeind te staan, vooral van klimplanten (reng, rank, rene, tak). [N 82 (1981)] III-4-3