18272 |
schoen: algemeen |
schoen:
schoon (L378p Stevensweert),
sjoon (L378p Stevensweert)
|
schoen [SGV (1914)] || schoen [skoewn, schoe, sjoe, schoon, sjoon] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18369 |
schoen: spotnamen |
deegtrapper:
deigtrapper (L378p Stevensweert)
|
schoen: spotbenamingen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18303 |
schoenen (mv.) |
schoenen (mv.):
hoe-oag sjoon lièg sjoon, ook wel half sjoon
šjoon (L378p Stevensweert),
Opm. in gehucht: scheun.
schoon (L378p Stevensweert)
|
Hoe noemt men de schoenen? Maakt men verschil tusschen hooge en lage schoenen? [DC 09 (1940)] || schoenen (mv.) [SGV (1914)]
III-1-3
|
18347 |
schoenlepel |
schoentrekker:
sjoontrèkker (L378p Stevensweert)
|
schoenlepel [schoontrekker] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
30812 |
schoenmaker |
schoenmaker:
šōnmę̄kǝr (L378p Stevensweert)
|
In dit lemma zijn zowel de benamingen verwerkt voor "de persoon die schoeisel vervaardigt" als voor "de persoon die schoeisel repareert". [N 60, 216a; N 60, 231a; Wi 2; N 60, 75; monogr.]
II-10
|
18185 |
schoenveter |
nestel:
nistels (L378p Stevensweert),
schoenriem:
sjoonreem (L378p Stevensweert)
|
schoenveter [rijgsnoer, (rij)reem, sjoonsreim, riereem, riesjtartel, nistel, rienastel, raajnagel, rijnassel, rijgnestel, rijgenast] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
17964 |
schokschouderen |
schikschouderen:
schikschouere (L378p Stevensweert),
schouders trekken:
sjouwers trèkke (L378p Stevensweert)
|
schokschouderen [SGV (1914)] || schouders ophalen [schokschoere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20649 |
schol |
schol:
WLD
sjòl (L378p Stevensweert)
|
Hoe noemt u de schol: een platvis die tot 70cm lang kan worden. Hij heeft een rij benige uitsteeksels tussen het oog en de nabije borstvin. Op het lichaam komen mooie oranje vlekken op een grijsbruine ondergrond voor (plaat, pladijs, schol, schar) [N 83 (1981)]
III-2-3
|
24241 |
scholekster |
scholekster:
scholekster (L378p Stevensweert)
|
scholekster (43 drukke zwart-witte vogel met rode bek; meest in de rivierstreek [N 09 (1961)]
III-4-1
|
22371 |
schommel |
schokkel:
/
sjôkkel (L378p Stevensweert),
g als in Garçon
sjogel (L378p Stevensweert, ...
L378p Stevensweert),
schommel:
schommel (L378p Stevensweert)
|
Hoe noemt men het hier afgebeelde kinderspeelgoed, bestaande uit een touw dat, aan een balk of een boom tak gebonden, in een bocht naar beneden hangt, waarin kinderen graag heen en weer zweven? [DC 19 (1951)] || schommel [SGV (1914)], [SND (2006)] || Soms is in de bocht van het touw een plankje of een bak bevestigd, waarop of waarin het kind zit. Noemt men deze vorm van het speelgoed misschien met een andere naam als de onder a getekende? [DC 19 (1951)]
III-3-2
|