e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stevensweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slakkenhuis slakkenhuis: slekkenhoes (Stevensweert), slakkenhuisje: slĕkkehuuske (Stevensweert) slakkenhuis [DC 17 (1949)] || slakkenhuisje [SGV (1914)] III-4-2
slang slang: WLD  sláng (Stevensweert) Hoe noemt u het dier met een langgerekt, rolrond, door schubben bedekt lichaam zonder ledematen; het beweegt zich voort door zijn lichaam te krommen (slang, serpent) [N 83 (1981)] III-4-2
slank smal: smáál (Stevensweert) Slank, tenger: rank, smal gebouwd (slank, raal, reel, rank, riede). [N 84 (1981)] III-1-1
slaperig slaperig: sloapörich (Stevensweert) Slaperig: geneigd zijn tot slapen (slaperig, dommelig, dwaas, vaakluis). [N 84 (1981)] III-1-2
slappe vilten hoed slappe hoed: slappe hood (Stevensweert) hoed, slappe, vilten ~ met deuk [lösjhood, scheurhood] [N 25 (1964)] III-1-3
slecht dragend ijs het ijs draagt niet: öt īēs dreuch neet (Stevensweert) slecht dragend ijs [papieren zolder] [N 81 (1980)] III-4-4
slecht groeien slecht groeien: greutj slèch (Stevensweert) Slecht groeien, gezegd van een kind (kooieren). [N 84 (1981)] III-1-1
slecht mens, slechte kerel galgenaas: galgenoas (Stevensweert), strop: strop? (Stevensweert) galgenaas [SGV (1914)] III-1-4
slecht weer, hondenweer bar weer: bàr wéér (Stevensweert), wild weer: wiltj wéér (Stevensweert) ruw en regenachtig, gezegd van het weer [lobbig, schouw] [N 81 (1980)] || slecht, gezegd van het weer [skeut, vut] [N 81 (1980)] III-4-4
slechtgehumeurd (zijn) gemelijk: géĕmelik (Stevensweert) gemelijk [SGV (1914)] III-1-4