24255 |
tochtig |
parig:
páárich (L378p Stevensweert),
rits:
rēts (L378p Stevensweert),
tochtig:
tø̜xtex (L378p Stevensweert)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de geit. [N 19, 70b; N 77, 95; JG 1b; N C, 4c; S 52, L 378 add.; monogr.] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de koe. [N 3A, 29; N C, 4a; JG 1a, 1b; Gwn V, 3; monogr.; add. uit N 3A, 21; N 3A, 9b] || tochtig, verlangend naar de paring, gezegd van vogels (parig) [N 83 (1981)]
I-11, I-12, III-4-1
|
33697 |
toegangsweg naar het erf |
vaart:
vārt (L378p Stevensweert)
|
Toegangsweg of oprijlaan naar het boerenerf. [N 5A, 75a; N 5, 110; N P, 2 add.; monogr.]
I-8
|
33592 |
toekruid, algemeen |
gekruid:
NCDN
gökrūūjö (L378p Stevensweert)
|
De kruiden die bij de bereiding bij groente of vlees gevoegd worden om de smaak van het gerecht te verbeteren, in het algemeen (kruid, toekruid, specerij). [N 82 (1981)]
I-7
|
19663 |
toilet |
huisje:
hy(3)̄skə (L378p Stevensweert)
|
wc, toilet [N 05A (1964)]
III-2-1
|
21380 |
tol betalen |
barrier (<fr.) betalen:
bareer betaale (L378p Stevensweert)
|
tol betalen [SGV (1914)]
III-3-1
|
17859 |
tollen |
pomernellen:
poamörnellö (L378p Stevensweert)
|
Tollen: draaien als een tol (trijzelen, bollen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17727 |
tonen |
laten zien:
loatö zeen (L378p Stevensweert),
tonen:
tuine (L378p Stevensweert)
|
tonen [SGV (1914)] || tonen: Laten zien, tonen (togen). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17620 |
tong |
tong:
toeng (L378p Stevensweert),
tōng (L378p Stevensweert)
|
tong [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
21382 |
toonbank |
toonbank:
ps. boven alle as staat nog een ?; deze combinatieletters zijn niet te maken, omgespeld zijn het inderdaad as.
tôanbank (L378p Stevensweert)
|
toonbank [SGV (1914)]
III-3-1
|
23300 |
torenuurwerk |
kerkklok:
kirkklok (L378p Stevensweert)
|
Het uurwerk in de kerktoren, de torenklok [kerkklok, kerkuur?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|