e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stevensweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trechter trechter: trĕchter (Stevensweert) trechter [SGV (1914)] III-2-1
treiteren kwellen: Opm. betekent ook: dikker worden. Opm. kwiene en kwêle = kwijnen.  kwèlle (Stevensweert), treiteren: trêtere (Stevensweert) kwellen [SGV (1914)] || sarren [SGV (1914)] III-1-4
trek, eetlust zin: zin (Stevensweert), zīnne (Stevensweert) trek; Hoe noemt U: Zin in eten (trek, appertijt, appetijt, goesting, kop) [N 80 (1980)] III-2-3
trekharmonica monica: mooniekaa (Stevensweert) harmonica [SGV (1914)] III-3-2
trekken trekken: trèkke (Stevensweert), tréétö (Stevensweert) trekken [SGV (1914)] || Trekken: een kracht op iets uitoefenen om het te doen bewegen in de richting naar zich toe (trekken, tij(g)en). [N 84 (1981)] III-1-2
treuzelen treuzelen: treuzele (Stevensweert) treuzelen [SGV (1914)] III-1-4
troef troef: troef (Stevensweert) troef [SGV (1914)] III-3-2
troep troep: trŭp (Stevensweert) troepen (mv.) [SGV (1914)] III-3-1
troeven (mv.) troeven (mv.): troeve (Stevensweert) troeven (mv.) [SGV (1914)] III-3-2
troffel troffel: trofǝl (Stevensweert) Metselaarsgereedschap, bestaande uit een metalen blad van driehoekige vorm aan een gekromde steel met houten handvat. De troffel wordt gebruikt om specie op de stenen te brengen en uit te strijken en om metselstenen op maat te hakken. Zie afb. 1a. Het woordtype schmeisstroffel was in Q 121 van toepassing op een troffel die bij het pleisteren werd gebruikt. De voorkant van het blad van deze troffel was, in tegenstelling tot dat van de gewone troffel, niet rond maar recht afgewerkt. Zie ook het lemma 'pleisteren'. [Wi 3; N 30, 7a; monogr.] II-9